12.1 Basiskennis

Volgens de leertheorie van Piaget gaat waarneming vooraf aan het onder woorden brengen van begrippen. Ontdekken, begrijpen en voorspellen komen vóór woordvorming. Begrip vormt de basis; woorden en taal volgen daarna. Dat begrip voorafgaat aan communicatie is vanzelfsprekend. Immers, uitleggen dat de simkaart in de linker lade ligt, heeft voor een luisteraar geen betekenis als diegene niet weet wat een simkaart is.

Bij het ontdekken, begrijpen en voorspellen vereenvoudigen we het waarnemen en beïnvloeden door kennisfactoren te onderscheiden, zodat we elke factor maar één keer hoeven te onthouden. We maken het ons nog eenvoudiger door de aansluitende knooppunten en doorslaggevende kenmerken in een hiërarchie te plaatsen. Elke laag vermindert het aantal kenmerken, waardoor we ons richten op de essentie. Zie hoofdstuk 3 Vereenvoudigen voor de opbouw hiervan.

Communicatie met woorden bouwt verder op de kennisfactoren persoon, doel, beïnvloeden en waarnemen. Zonder begrip van deze kennisfactoren is communicatie een verspilling van moeite en een marteling van de lezer. Het navigeren door de verbanden in activiteiten en de kennispiramides verdient daarom net zoveel of zelfs meer aandacht dan de correcte uitspraak of spelling van woorden.

Vereenvoudigen

We vereenvoudigen de werkelijkheid altijd. Zelfs iemand met een fotografisch geheugen herkent herhaling, zoals een terugkerende dag. Het herkennen van herhaling is op zichzelf een vorm van vereenvoudiging. Denken is daardoor altijd abstract, een vereenvoudiging van de werkelijkheid, gezien vanuit een gekozen gezichtspunt.

Woorden verhelderen pas als de onderliggende ideeën al worden begrepen. Woorden vatten concepten samen, maar bieden geen inzicht in de samenstellende elementen. Begrip gaat vooraf aan woordgebruik. Het is lastig om begrip te ontwikkelen op basis van alleen woorden. Is een handleiding ooit volledig duidelijk geweest zonder praktische ervaring met het apparaat? IKEA-handleidingen laten niet voor niets vooral tekeningen zien! Taal vat kennis samen en veronderstelt inzicht in de onderliggende bouwstenen. Zonder deze kennis is taal betekenisloos. Een goed voorbeeld hiervan is het lezen van een handleiding van een nieuw apparaat. De termen en instructies lijken aanvankelijk raadsels, maar na enige oefening met het apparaat vallen de puzzelstukjes op hun plek. O, dát bedoelen ze! Daarom laten we taal voor wat het is: een aanduiding die pas betekenis krijgt nadat we een concept begrijpen.

Woorden zijn samenvattingen van begrippen en vereisen voorkennis om volledig begrepen te worden. Hierdoor verliezen ze hun eenvoud. Het woord "stoel" bijvoorbeeld verwijst naar vele vormen, maten en kleuren. De functie van de stoel – erop kunnen zitten met steun in de rug – vormt de basis voor de samenvatting. Kenmerken als het aantal poten, de breedte van de leuningen of de hoogte van de rugleuning zijn voor het woord "stoel" van ondergeschikt belang. Het gemeenschappelijke kenmerk van alle stoelen is dat iemand erop kan zitten en steun in de rug heeft. Door af te zien van alle details kunnen we met één woord aangeven welk nut of structuur een voorwerp heeft. Dit maakt onze communicatie zeer doelmatig; zonder woorden zou complexe communicatie vrijwel onmogelijk zijn.

Woorden als samenvattingen van een volledig denkpatroon zijn wel afhankelijk van de betrokken personen en het beoogde doel in een situatie. Begrijpen we het onderliggende doel in de situatie niet, dan leggen we de woorden ook niet goed uit. Voor een boswachter is een boom een broedplaats voor een zeldzame vogel, terwijl een meubelmaker dezelfde boom ziet als grondstof voor prachtige planken. Beiden noemen het een boom, maar de eigenschappen die ze aan de boom toedichten, verschillen als dag en nacht. Een meubelmaker praat over duurzaamheid, nerf en bewerkbaarheid. Een boswachter over microklimaat, waterhuishouding en biodiversiteit. De woorden die de één gebruikt, zijn voor de ander vaak abacadabra. Het verschil in perspectief en doel leidt tot andere woorden en betekenissen. De uitdaging bij het uitleggen van woorden ligt in het vermogen van de lezers om zich in de situatie te verplaatsen en het perspectief van de schrijver te ontdekken. Pas dan krijgen de woorden een precieze betekenis en zijn het geen raadsels.

Samenvattingen in woorden noemen we vaak abstracte concepten of ideeën. In essentie zijn het vereenvoudigingen van de werkelijkheid—of van de acties die we ondernemen om doelen te bereiken, of van onze waarnemingen. Elk woord vertegenwoordigt een laag aan in een kennispiramide. Om de betekenis van woorden uit te leggen, maken we vaak een onderscheid tussen concrete en abstracte termen. Concrete woorden hebben een duidelijk afgebakende, identificeerbare betekenis, zoals tastbare voorwerpen, terwijl begrippen zoals 'vrijheid' abstract zijn. Dit onderscheid is echter kunstmatig. Door variaties in situaties, uiteenlopende doeleinden en de daaruit voortvloeiende betekenissen, zijn alle woorden feitelijk abstract—een vereenvoudiging van de complexe werkelijkheid. Neem bijvoorbeeld de vraag: behoren wortels tot een boom? Voor een boswachter wel, aangezien ze een essentieel onderdeel vormen van het ecosysteem. Voor een meubelmaker echter niet; die werkt uitsluitend met de stam. Zijn definitie van een boom is beperkt tot de stam met takken, zonder de wortels. Dit illustreert hoe een boswachter andere eigenschappen toekent aan een boom dan een meubelmaker. Zelfs bij schijnbaar tastbare voorwerpen blijkt de 'concreetheid' dus afhankelijk te zijn van de situatie en het gekozen doel.

Meervoudige Betekenissen

Veel woorden hebben meerdere betekenissen of kunnen we op verschillende manieren uitleggen, wat bij lezers tot verwarring leidt.
Om een woord correct te begrijpen, is het essentieel om de situatie te begrijpen.

Elke keer starten we onze analyse vanuit een situatie waarin activiteiten plaatsvinden. Dit een belangrijk omdat woorden hun betekenis krijgen in de context waarin ze worden gebruikt. Dezelfde woorden hebben in verschillende situaties andere betekenissen, wat het begrijpen bemoeilijkt Dit benadrukt dat niet de woorden het startpunt van kennis zijn, maar de situatie en het doel daarin.

De situatie, de acteur en het doel zijn ook ook het startpunt om de navigeren door de beschouwingshiërarchieën. Grip krijgen op een situatie vanuit een oogmerk vereist de keuze van bijpassende hiërarchieën en vereenvoudigingen. De invloed van de situatie bij het begrijpen van ideeën is goed gedocumenteerd. Situationele kennis speelt een sleutelrol bij het begrijpen van abstracte concepten.1 Toch negeren we keer op keer de invloed ervan.

Taal is een vereenvoudigingslaag is bovenop de opdeling van de werkelijkheid. Het is een extra laag die inzicht verlangt in de vier andere kennisballonnen. Zonder begrip van de werkelijkheid blijft taal een nietszeggende of onbegrepen toverformule. Eerst begrijpen we de wereld; pas daarna verspreiden we onze kennis naar anderen via symbolen, taal en formules. Hersenonderzoek bevestigt dat abstract en complex redeneren losstaat van natuurlijke taal in het volwassen brein.2

Dit inzicht verklaart het intense debat onder wetenschappers over het begrijpen van abstracte ideeën. Het startpunt van abstract denken is niet de relatie tussen woorden, maar het doel in een specifieke situatie. Door bij de kennisfactoren in een situatie te beginnen, leggen we een stevig fundament voor abstract denken. Abstract denken vereenvoudigt de wereld door onafhankelijke, medebepalende delen te onderscheiden, eenmalig te onthouden en herhaaldelijk toe te passen. Deze gedachtegang kunnen we gemakkelijk praktisch toepassen.

Woordanalyse

Vele onderzoeken analyseren het gebruik van woorden en trekken daaruit conclusies. De betekenis van de woorden is echter sterk afhankelijk van de waarnemer, de situatie en de gekozen doelstelling. Hierdoor krijgen woorden een andere betekenis en zijn ze niet meer vergelijkbaar. Het negeren de waarnemer en de doelstelling leidt daardoor tot nietszeggende en soms ronduit foutieve conclusies. De filosoof Ludwig Wittgenstein concludeerde in zijn latere werk niet voor niets dat taal te complex is om de wereld in een eenduidige, een-op-eenverhouding te beschrijven. Vanuit deze vaststelling kunnen we afleiden dat taal als startpunt voor onderzoek van kennis gedoemd is te mislukken.

Taal vormt een apart duidingssysteem bovenop begrip en kent eigen regels die het onderliggende abstracte denken verhullen. Daarom kan taal nooit het uitgangspunt van abstract denken zijn—het is slechts het resultaat ervan. Omdat taal een vereenvoudiging is van het onderliggende begrip, leidt het analyseren van kennis vanuit taal leidt zelden tot bevredigende antwoorden. We zien taaltheorie daarom niet als een primaire bron voor kennisverklaring.

Dat begrip vooraf gaat aan taalbeheersing, zij het anders geformuleerd, is eerder naar voren gebracht door Cor Aarnoutse, grondlegger van begrijpend lezen in Nederland. Voor hem is kennis een absolute voorwaarde voor tekstbegrip, maar dit is bij de inrichting van het onderwijs vergeten. De focus op leesstrategieën in plaats van inhoudelijke kennis heeft volgens Aarnoutse geleid tot een verkeerde benadering van het vak.4 Hij pleit voor een herziening waarin begrijpend lezen weer draait om het opdoen van echte kennis.
Daarom groeit de roep om de manier waarop we jonge kinderen leren lezen te veranderen.5 Naast het leren uitspreken van woorden, moeten we ons richten op het vergroten van het begrip achter de woorden. Dit is belangrijk, in welk vak dan ook. Of het nu Nederlands, Engels, wiskunde, natuurwetenschappen of sociale studies betreft, alles steunt op feitelijke kennis. Inhoudelijke kennisopbouw gaat daarom vooraf aan taalvaardigheid. Onderzoek benadrukt de behoefte aan boeken die kennis en woordenschat opbouwen, aangevuld met geluidsinstructie.6

Uitdaging

De uitdaging voor een persoon is om tegelijkertijd de abstractie- en taalregels te beheersen. Dit is voor nieuwe onderwerpen bijna ondoenlijk.

De meeste mensen leren de wereld eerst te ontdekken, vervolgens te begrijpen, te voorspellen en pas daarna te benoemen. De omgekeerde volgorde is bijna onmogelijk. We kunnen de fasen ontdekken, begrijpen en voorspellen weliswaar overslaan door een tekst uit het hoofd te leren, maar we bouwen dan geen begrip op.

Op school is het uit het hoofd leren evenwel bijzonder succesvol. Door simpelweg te herhalen wat in een boek staat, kan een goed geheugen gebrek aan begrip maskeren. Studenten met een scherp geheugen en voldoende studietijd kunnen hoge cijfers halen zonder de achterliggende betekenis werkelijk te doorgronden.

In praktijk straft het ontbreken van begrip zich echter onmiddellijk af. Elke situatie vereist een net iets andere benadering om tot een optimaal resultaat te komen. Het citeren van boekenwijsheid volstaat dan niet; het is eerder een bewijs van onvermogen. Toch komen velen ermee weg, omdat goede praters overkomen als deskundig. Presentatievaardigheid krijgen op scholen veel aandacht, maar wanneer ontdekken, begrijpen en voorspellen naar de achtergrond verdwijnen of zelfs geen plaats krijgen, verwordt onderwijs tot een strikt voorschrift van hoe iets hoort te zijn, tot een toneelstuk. Het beloont dan geheugen en bestraft inzicht—een aanpak die in de praktijk rampzalige gevolgen heeft.

Vorige pagina Volgende pagina Naar inhoudsopgave