12.2 Tekstanalyse

Samengevat betogen we dat:

  • Taal is afhankelijk van voorafgaand begrip en waarneming.
    Begrip (voorkennis, voortkomend uit waarnemen, ontdekken, begrijpen en voorspellen) gaat vooraf aan taal en het begrijpen van taal. Zonder basiskennis heeft taal geen betekenis.
  • Taal is een vereenvoudiging en abstractie van de werkelijkheid.
    Woorden zijn samenvattingen en vereenvoudigingen van complexe begrippen, acties, of waarnemingen. Alle woorden zijn uiteindelijk abstracte weergaven van een complexere werkelijkheid.
  • De betekenis van taal is afhankelijk van de waarnemer en de doelstelling in de situatie.
    De betekenis van woorden is niet vaststaand maar afhankelijk van de specifieke situatie, de waarnemer en diens doelstelling. Dit maakt taal wisselvallig en minder geschikt als primaire, eenduidige bron voor de verklaring van kennis op het meest fundamentele niveau.
  • Het startpunt van abstract denken ligt niet bij taal, maar bij de situatie en kennisfactoren.
    Het eigenlijke startpunt van abstract denken (dat essentieel is voor kennisopbouw) zijn niet de relaties tussen woorden, maar de doelen en kennisfactoren in een situatie. Begrip van de kennisfactoren is dus vooraf aan taalbeheersing.

Wat doen we eigenlijk als we aan het communiceren met woorden zijn? We redeneren vanuit het met woorden vertelde verhaal terug naar een situatie waarin de iemand een beslissing moet nemen. De verdelen dit in twee delen.

Deel 1: Basiskennis

Om de boodschap op de meeste eenvoudige manier te begrijpen blazen we de kennisballonnen op:

  1. We vormen ons een beeld van de situatie.
    Een verhaal vergemakkelijkt het voorstellen van de situatie en heeft daarom de voorkeur boven een beknopte samenvatting.
  2. We identificeren welke personen invloed kunnen uitoefenen.
    Wie zijn de hoofdrolspelers en welke vrijheid hebben ze om de situatie naar hun hand te zetten?
  3. We interpreteren het doel van de hoofdrolspelers.
    Doelen leiden we bij voorkeur af van gemakkelijk waarneembare kenmerken (zoals kleuren, vlaggen, symbolen). Diepgaande analyse vermijden we; hoe gemakkelijker de aanwijzingen, hoe beter.
  4. We analyseren de verbanden tussen acties en de belangrijke kenmerken van voorwerpen/middelen. De uitgevoerde acties leiden uiteindelijk tot een gewenst doel. Het gemak hiervan afhangt van de beschikbare voorwerpen of middelen.
  5. We navigeren vervolgens door de hiërarchieën van de kennisballonnen. Door de juiste detaillering van de beïnvloedingen en waarnemingen te selecteren, passen we de kennisfactoren toe op het eenvoudigst mogelijke niveau.
  6. We combineren alle kennisfactoren met elkaar tot een samenhangend geheel. We maken onze eigen verhaal en dikken dit in om het te onthouden.

 

Deel 2: Taalkennis

Teksten benaderen we als een puzzel met meerdere lagen. Dit omvat:

  1. Duiding van de situatie-inhoud
    We vertalen woorden en zinnen naar acties, personen en objecten binnen een voorstelbare situatie. Personen en voorwerpen kunnen diverse benamingen hebben. De uitdaging is telkens het woord te herkennen en te begrijpen welk kenmerk de verteller daarbij benadrukt. Denk aan 'Pa', 'vader' en 'kostwinner' die, afhankelijk van de context, naar dezelfde persoon kunnen verwijzen, maar met verschillende betekenissen.
  2. Vorming van het boodschapbeeld
    Met deze begrippen vormen we een beeld van de vraag of boodschap. We ontleden zinnen niet zozeer taalkundig, maar bepalen wie wat doet in de situatie. Bijvoorbeeld, in de zin "Mijn pa rijdt in een kever op de snelweg." analyseren we niet de taalkundige structuur, maar de beschreven activiteit in een situatie: mijn vader zit achter het stuur van onze auto en is op weg naar oma. We zetten de begrippen om in aanwijsbare personen en voertuigen en vullen een doel in. Oftewel de begrippen in de kennisballon Communicatie vertalen we in begrippen uit de vier andere kennisballonnen.
  3. Verdieping via kennispiramides
    We navigeren vervolgens door de hiërarchieën van de kennisballonnen Persoon, Doel, Waarnemen en Beïnvloeden om de juiste betekenislagen te kiezen. Door de juiste detaillering van de beïnvloedingen en waarnemingen te selecteren, passen we de kennisfactoren toe op het eenvoudigst mogelijke niveau. Het begrip "kever" zoeken we op in de beschouwingshiërarchie van auto's en leiden af dat dit een automodel van Volkswagen is en geen insect.
  4. Vaststellen van de kernboodschap
    Ten slotte bepalen we welke kernvragen de schrijver beantwoordt en begrijpen welke boodschap de schrijver wil overbrengen.

 

Hieruit volgt dat begrijpend lezen veel meer leunt op activiteitenanalyse en situationeel begrip dan op puur tekstuele of grammaticale vaardigheden. Het lezen van tekst zonder een poging tot begrip van de onderliggende structuur en activiteiten is zinloos.

Vorige pagina Volgende pagina Naar inhoudsopgave