2.6 Extra eisen aan de wetenschap

Door de verandering in de werking van levensvormen en en het voorspellend vermogen ervan kunnen we de eisen die we stellen aan de juistheid van theorieën over Fysieke bouwstenen niet toepassen in de kennisdomeinen Werking en Gedrag. Materie beschrijven we met natuurwetten, wetten die altijd geldig zijn. We kunnen bijvoorbeeld water beschrijven in de drie hoedanigheden: gas, vloeibaar en vast. Water kiest niet zelf deze toestand. Het is een gevolg van de temperatuur. Materie is deterministisch van aard; uit het één volgt noodzakelijker wijs het andere.2-14 Minev, Z. K., Mundhada, S. O., Shankar, S., Reinhold, P., Gutiérrez-Jáuregui, R., Schoelkopf, R. J. Mirrahimi, M., Carmichael, H. J., Devoret, M. H. 2019/06/03 To catch and reverse a quantum jump mid-flight Nature

Bovenop de fysieke bouwstenen is leven ontstaan. Levende wezens, zoals de mens, kunnen de toestand van materie veranderen en daarmee de werkelijkheid beïnvloeden. We blussen een bosbrand, we bouwen een dijk, we verbranden steenkool om elektriciteit op te wekken, we lanceren raketten en ontsnappen aan de aarde, ... De wereld verandert door onze acties. We beïnvloeden de werkelijkheid om ons bestaan te verbeteren. We maken binnen grenzen eigen keuzes. Schijnt de zon op een warme dag dan gaan we naar het strand. Is het bitter koud dan zitten we voor de kachel in ons huis.

Deze beïnvloeding stijgt uit boven de natuurwetten. De beïnvloeding is weliswaar onderhevig aan de natuurwetten, maar kan die gebruiken om gewenste resultaten te bereiken. Deze keuzes door dieren en mensen zijn niet deterministisch, maar probabilistisch van aard. Vooraf is de toekomst niet met zekerheid te voorspellen en het verleden niet zonder meer af te leiden. Theorieën over gedrag zijn daarom probabilistisch van aard. De vrijheid om keuzes te maken, maak de toekomst onvoorspelbaar. Stel dat we een methode vinden om de aarde uit zijn baan om de zon te duwen. De aarde komt jaren later in een baan om een andere ster. Zo overleeft de mensheid het einde van de huidige zon. De Big Bang is dan zonder extra variabelen voor het gedrag van de mens niet voor honderd procent uit de dan bestaande werkelijkheid af te leiden.

Het onderscheid tussen deterministische en probabilistische theorieën is belangrijk omdat we aan beide andere eisen stellen om door te gaan als wetenschappelijk.

Tabel 6: Indeling van theorieën.
Kennisdomein Aard theorie Voorbeeld
Fysieke bouwstenen, materie Deterministisch Vuur, blijven drijven
Werking van levensvormen Deterministisch Geneesmiddelen
Gedrag van levensvormen Probabilistisch Blijven staan voor rood stoplicht
Evenwichtssystemen Probabilistisch Investering terugverdienen

Een theorie in de domeinen «Fysieke bouwstenen» en «Werking van levensvormen» beschrijft de overgang van de ene naar de andere toestand. Het beschrijft een vast verband tussen twee of meerdere toestanden. Dit kan ingewikkeld zijn en bestaan uit meerdere stappen, maar in essentie zijn de verbanden altijd geldig onafhankelijk van de waarnemer. Deze verbanden krijgen daarom de naam natuurwetten. Een theorie noemen wetenschappelijk zodra de voorspelde verbanden door meerdere onafhankelijk teams zijn waargenomen. De relativiteitstheorieën van Einstein beschrijven bijvoorbeeld het afbuigen van licht door zwaartekracht. Dit werd sterk in twijfel getrokken, totdat zijn voorspellingen over het afbuigen van licht waarneembaar werden en juist bleken te zijn. Zijn theorie is nu algemeen aanvaard.

In de deterministische kennisdomeinen beschikken we (nog) niet over voldoende kennis om alle verschijnselen te verklaren. Dit doet afbreuk aan het deterministische karakter. Voorspellingen worden kansen, omdat de verbanden niet volledig worden begrepen. Deze onbekendheid vermindert de zekerheid van de voorspellingen, maar doet geen afbreuk aan de fundamentele opzet van theorieën in dit domein.

In de probabilistische kennisdomeinen staan niet de vaste verbanden, de natuurwetten centraal, maar de keuzevrijheid. In de kennisdomeinen Gedrag en Evenwicht beschrijft een theorie niet een zekerheid, maar een kans. Het is een kans, omdat stervelingen de vrijheid hebben om de keuzes aan te passen aan de situatie. Ze kunnen een positie in tijd en ruimte innemen en die op elk moment veranderen. Ze kunnen de toekomst naar keuze beïnvloeden. Aan theorieën die gedrag beschrijven stellen we daarom aanvullende eisen, willen ze doorgaan als wetenschappelijk.

Ook in de probabilistische kennisdomeinen hebben we onvoldoende kennis, omdat we niet alle factoren die leiden tot gedrag kennen. Maar ook al kennen we alle factoren dan blijft het uiteindelijke gedrag vooraf een kans, of beter verwoord een alternatieve keuzemogelijkheid. Deze onbekendheid is niet door meer onderzoek en kennisvergaring om te zetten in volledige zekerheid.

We hebben hiermee twee verschillende soorten onbekendheid: a. Gebrek aan kennis en b. Vrijheid van keuze. Door gebrek aan kennis wijken de verwachte resultaten vaak af van de werkelijkheid. Dat leidt tot onzekerheid die we minimaliseren door onderzoek. De basisvraag hierbij is hoe kunnen we zo eenvoudig mogelijk de werkelijkheid beschrijven om meer grip te krijgen. De onzekerheid door de vrijheid van keuze is echter niet te verminderen met meer kennis. Daarom moeten we extra eisen stellen aan wetenschappelijke verklaringen.

In het dagelijkse leven maken we geen onderscheid tussen de verschillende kennisdomeinen en negeren de verschillen tussen Fysieke bouwstenen, Werking en Gedrag. We gebruiken bijvoorbeeld het woord gedrag in alle domeinen. Materialen kennen in ons woordgebruik mechanische gedrag. Planten luisteren actief naar elkaar. Door dit woord gebruik kennen we alle materie gevoelsmatig een actieve keuzemogelijkheid toe. Dit is echter onjuist. Materie en planten voorspellen niet, kiezen niet en kennen daarom geen gedrag. Ze reageren altijd achteraf.

Door een helder onderscheid te maken tussen de wetenschapsdomeinen en ons woordgebruik hiervan af te leiden, zijn de verschillen goed te begrijpen. Het verschil tussen waarnemen en beïnvloeden komt goed naar voren in de kennisdomeinen Fysieke bouwstenen en Gedrag. Het domein Fysieke bouwstenen kent geen doel. De waarom-vraag is daarom niet te beantwoorden, wel de waardoor-vraag. In het domein Gedrag staat de waarom-vraag wel centraal, omdat personen de vrijheid hebben om zelf keuzes te maken. Het antwoord op de waarom-vraag hoort daardoor vooraf te gaan aan elke uitleg en duiding, omdat we eerst het doel van het gedrag moeten kennen. Zonder dit antwoord is de geldigheid van de uitleg niet vast te stellen. We weten dan niet of het gedrag bijdraagt aan het bereiken van het gekozen doel. Zonder kennis van het doel is elke uitleg mogelijk en is de uitleg niet toetsbaar (en dus wetenschappelijk gezien flauwekul).

In het kennisdomein Gedrag staat de waarom-vraag wel centraal en gaat daarom vooraf aan elke toetsbare, wetenschappelijk uitleg en duiding. Het vreemde is dat juist in dit kennisgebied de waarom-vraag meestal ontbreekt. Onderzoekers omzeilen de vraag door ten onrechte te veronderstellen dat beantwoording van het doel niet wetenschappelijk is. Zie ook hoofdstuk 2.3. In het kennisdomein Gedrag is het vooraf formuleren van het doel, het antwoord op de waarom-vraag, vereist als ankerpunt. Ontbreekt dit ankerpunt, dan is uitleg van gedrag niet toetsbaar en daarom niet wetenschappelijk.

We maken samengevat twee denkfouten:
a) we passen de waarom-vraag toe in het kennisdomein Fysieke bouwstenen waardoor allerlei doldwaze theorieën over hogere machten ontstaan en
b) we beantwoorden de waarom-vraag niet in het kennisdomein Gedrag en verdoezelen de onzekerheid van verklaringen met statistische berekeningen die geen echte verankeringen kennen. Hierdoor ontbreekt een gedegen onderbouwing van vrijwel alle gedragstheorieën. Zonder antwoord op de waarom-vraag zijn geen waterdichte conclusies te trekken uit gedrag.

De verandering van de werking en het voorspellend vermogen van levensvormen hebben gevolgen voor de eisen die we moeten stellen aan wetenschappelijke kennis.

In de domeinen formele abstracties en fysieke bouwstenen moeten theorieën voldoen aan de bestaande eisen die we aan wetenschappelijke kennis stellen. De voorspellingen die een theorie doet, moeten toetsbaar zijn (falsifiëren) en waarneembaar (valideren).

In het domein werking geldt, boven de eisen toetsbaar en waarneembaar, een tijdslimiet. Wat gisteren geldig was, hoeft vandaag niet meer geldig te zijn. De werking van levensvormen verandert immers voortdurend. Hoe groter de veranderingsgraad, hoe eerder een theorie over werking van levensvormen ingehaald is door de werkelijkheid. De tijdslimiet is af te leiden van de veranderingsgraad van een levensvorm.

In het domein gedrag geldt de extra eis dat we het doel van de levensvorm en de mogelijke routes naar dit doel vooraf formuleren. Zonder een doel ontbreekt de beweegreden voor een levensvorm om een beslissing te nemen en om te zetten in daden. De betrouwbaarheid van een gedragstheorie is dan niet toetsbaar. Elke verklaring voor gedrag kan dan tegelijkertijd geldig en ongeldig zijn. Door een doel te introduceren, is waar te nemen dat een levensvorm kiest uit mogelijke routes. Dit verandert de theorieën in dit domein van beschrijvend naar toetsbaar, omdat ze voorspelbaar en waarneembaar worden.

Het doel is afhankelijk van de waarnemer. Het doel is daarmee relatief. Zonder duidelijkheid over de waarnemer met de daarbij behorende belangen, lopen doelen door elkaar en is geen oorzakelijk verband te leggen tussen doel, route en beslissingen. Deze vaststelling leidt tot een nog extra eis aan het wetenschapsdomein gedrag: een gedragstheorie moet naast doel en route ook het type waarnemer benoemen: ik, wij of dij.

Toevoeging van de begrippen doel, route en waarnemer beslecht de discussie over de vraag of studie van gedrag wel een wetenschap is.8 Het begrippenpaar waar – niet waar krijgt net als in het domein fysieke bouwstenen een toetsbaar ankerpunt. Dat de voortdurend wijzigende doelen en routes de studie van gedrag wel veel complexer maken dan de studie van materie is een onvermijdbaar gevolg.

In het domein evenwicht gelden logischerwijs alle voorgaande eisen. Een wetenschappelijk theorie dient in dit domein toetsbaar en waarneembaar te zijn, de geldigheid in tijd te duiden, en het doel, de route en de waarnemer te benoemen. Het is denkbaar dat we aan het domein evenwicht extra eisen moeten stellen, maar dit valt buiten het kader van dit boek.

Vorige pagina Volgende pagina Inhoudsopgave

Comments