5.3 Denkpatronen

Kennisfactoren komen aan het licht zodra we de wereld opdelen en herhaling elimineren. Door herhaling te elimineren, verminderen we het aantal te onthouden elementen. We kunnen het denkproces nog verder vereenvoudigen door succesvolle routes te onthouden en samen te vatten in een denkpatroon. Dit vermindert het aantal alternatieve knooppunten en minimaliseert de bijbehorende doorslaggevende kenmerken.

Denkpatronen bestaan bijna altijd uit meerdere etappes, die elk een route vormen. Om de vaat te wassen, pakken we eerst een teiltje en vullen dit met warm water. Dit zijn al twee onafhankelijke etappes. Het pakken van het teiltje is de eerste. Dit kan lastig zijn als het achter in het kastje ligt en er allerlei spullen voor staan. De tweede etappe is het verkrijgen van warm water. Dit kan uit de kraan komen, maar op een camping koken we water op de gasbrander. En als het gas op is, moeten we eerst een gasfles kopen voordat we met warm water kunnen afwassen.

Door van elke stap een zelfstandig, afzonderlijk te beïnvloeden denkpatroon te maken, vereenvoudigen we de te nemen beslissingen. We maken denkblokken en passen die keer op keer toe. Zo minimaliseren we het denkvermogen dat nodig is om keuzes te maken en uit te voeren. Een aantal op elkaar afgestemde zelfstandige beslissingen noemen we een denkpatroon. Afwassen is zo’n denkpatroon. Als een moeder vraagt om af te wassen, hoeft ze niet volledig uit te leggen wat de kinderen moeten doen. Ze benoemt het doel en de details mogen de kinderen zelf invullen. Het afwasteiltje staat dit keer bijvoorbeeld in de bijkeuken in plaats van in het keukenkastje.

Een denkpatroon brengt de route naar een doel kort en helder over. Een denkpatroon vat de stappen in de route samen, waardoor de overdracht van betekenissen gemakkelijk is en ideeën goed zijn te verbeelden. Een denkpatroon legt de nadruk op verbanden en uitgangspunten om de keuzevrijheid in een situatie te maximaliseren. Denkpatronen maken het verband tussen alle stappen inzichtelijk.

Een denkpatroon beschrijft de belangrijkste knooppunten van de route. De details zijn vrij in te vullen, afhankelijk van de situatie. Dat is handig, omdat acties vaak afhangen van de specifieke situatie. Een Eskimo op de noordpool zal het niet in zijn hoofd halen om in het water te springen. Dat staat gelijk aan de dood. In onderkoeld water bevriest een mens binnen drie minuten. Daarentegen kan een Indonesiër op een mooi tropisch eiland de dag beginnen met een bad in de zee. De temperatuur van het zeewater is heerlijk en verkwikt hem. Twee situaties die leiden tot ander gedrag, maar kennen wel een gelijk onderliggende denkpatroon: water koelt het lichaam af. Dat is soms ongewenst en soms een zegening voor het lichaam. De situatie bepaalt welke keuze we maken. Het maken van een goede keuze, noemen we intelligent gedrag. Het is de kern van een denkpatroon: het kunnen maken van afgewogen keuzes, omdat we de knooppunten begrijpen en doorslaggevende kenmerken herkennen die de route naar het doel beïnvloeden.5.3.1Vergelijk Wierdsma en Swieringa (2011) Lerend organiseren en veranderen, met drieslag leren. Zie ook: http://www.im-academy.nl/index.php/leren-excelleren

Een denkpatroon beschrijft de wijzen waarop we herhaalbaar de wereld kunnen beïnvloeden. Als iets zich niet herhaalt, dan is het geen patroon. Komt het patroon meer dan drie keer voor, dan is het herhaald.

Een denkpatroon is geen instructie, maar een route naar een doel; het is de manier waarop een doel te bereiken is, in verschillende terugkerende situaties. Een denkpatroon beschrijft zowel het doel als het proces om dit doel te bereiken. Dit is anders dan een werkproces, waarin juist alle details zijn vastgelegd.

Het beschouwingsniveau moet bovendien praktisch genoeg zijn om daadwerkelijk toegepast te kunnen worden. Natuurlijk is de wereld te beschrijven in een waterdruppel; zinvol is dit echter niet, omdat we geen beslissing aan de beschrijving kunnen ontlenen. Een denkpatroon moet nut hebben.

Een denkpatroon gebruikt termen die de stappen in de routes naar het doel samenvatten, waardoor de overdracht van betekenissen gemakkelijker wordt en ideeën beter zijn te verbeelden. Een denkpatroon legt de nadruk op knooppunten en zelfstandige eenheden om de keuzevrijheid in een situatie te maximaliseren. In een denkpatronen komen het doel, de aansluitende knooppunten en de doorslaggevende kenmerken van de beschouwingseenheden bij elkaar. Goede denkpatronen beschrijven:

Naam
In deze situatie
   gezien vanuit deze uitvoerder,
      met dit doel,
         kies uit deze routes
            met deze aansluitende knooppunten,
         onderbouwt met deze beschouwingseenheden
            en deze doorslaggevende kenmerken.
om deze nieuwe situatie te bereiken,
   bijvoorbeeld voorbeeld.

Naam

De naam van het patroon drukt beknopt de essentie van het denkpatroon uit. Een goede naam is onmisbaar, omdat anderen dan snel de redenering kunnen volgen. Een enkel woord of een korte zin is voldoende om het denkpatroon te identificeren en de kennis en structuur die het beschrijft aan te duiden. Korte namen maken een discussie over het denkpatroon gemakkelijk.

Situatie

De situatie is het uitgangspunt op een bepaald moment en plaats. De huidige situatie is een momentopname op een bepaald tijdstip en plaats. Het is een foto, geen film. Het oogmerk bepaalt de selectie en waardering van de beschouwingseenheden om de huidige situatie te beschrijven.

Uitvoerder

Het denkpatroon wijst de uitvoerder aan en gebruikt bij de formulering een actieve zinnen. Niet de aardappelen worden geschild, maar de vader schilt de aardappelen. Waar het aanwijzen van een persoon niet mogelijk is, vervangen we de persoon door een rol, functie, afdeling of organisatie. Functies of rollen zijn een verzameling van activiteiten die iemand uitvoert en die zijn oogmerk bepalen.

Doel

Het gekozen doel maakt deel uit van een nieuwe situatie. Het is onmogelijk om de gehele situatie te veranderen, daarom kiezen we een specifiek deel en proberen dit te veranderen. Als we gaan voetballen, willen we doelpunten maken. We laten de toeschouwers, het weer en de lichtinstallatie buiten beschouwing.

De beschrijving van het doel is afhankelijk van de manier waarop we naar de werkelijkheid kijken. Ons oogmerk bepaalt de beschouwingseenheden die we belangrijk vinden. Bij voetbal kijken we naar de positie van de bal, niet naar de samenstelling van de bal. Door vooraf de kenmerken en de meetmethode vast te stellen, kunnen we later helder meten of het doel is bereikt.

Het doel is een momentopname, een foto op een bepaald tijdstip en locatie. Als het doel zich afspeelt in een tijdvak, dan plaatsen we meerdere foto’s achter elkaar. We willen bijvoorbeeld voorkomen dat de rivier de Rijn overstroomt. Door de dijken te verhogen en de uiterwaarden te verbreden, kunnen we dit voor elkaar krijgen. Het bereiken van dit doel stellen we op elk moment in een tijdvak vast.

Route

Een bewezen, praktische route naar het doel is een bij voorkeur oorzakelijk verband van gebeurtenissen en het doel; het liefst kort en helder uiteengezet. Een route beschrijft de opeenvolging van de acties. Deze volgorde maakt de route tot een geheel. Een andere volgorde betekent een andere route.

Een route beschrijft de aansluitende knooppunten om het doel te bereiken. Een route kan door mensen in acties worden omgezet. We stellen geen eisen aan de acties; dit kan een kleine beweging zijn of het uitrekenen van een eenvoudige som. Het indrukken van een toets op een computer al een actie.

Het handhaven van een bestaande situatie is een correct denkpatroon. Alleen de tijd verandert; alle overige invloeden proberen we te blokkeren.

Aansluitende knooppunten

Fouten in de bouw

Het grote aantal fouten dat we maken in de bouw is vrijwel geheel toe te schrijven aan het gebrekkig afstemmen van de aansluitende knooppunten.

Een knooppunt koppelt beschouwingseenheden die we beïnvloeden in tijd en plaats aan elkaar. Het vertelt hoe we van de ene etappe naar de volgende etappe kunnen gaan. Voor een wandelroute is dit bijvoorbeeld het kiezen van een richting op een T-splitsing. Gaan we naar links of rechts? Een aansluitend knooppunt verbindt twee of meer keuzes met elkaar. Als er geen sprake is van een keuze, dan is er geen knooppunt. De keuze aan het begin van de reis tussen wandelen en fietsen, is een knooppunt. Het wandelen naar de volgende T-splitsing is geen knooppunt, de keuze van de richting op de T-splitsing wel.
Het bouwen van een houten schip kent gelijkwaardig keuzemomenten. We starten met het leggen van de kiel, dan de voor- en achtersteven, dan de steun- en dekbalken, het dek, de masten, ..., pompen en ankers volgen. Leggen we de kiel niet als eerste neer, dan is de voorsteven niet te bevestigen.

Hoe bepalen we de aansluitende knooppunten? Dat doen we proefondervindelijk (ervaring) of door speur- en ontwikkelingswerk. De eerste keer beginnen we met de voorsteven van het schip en stellen daarna vast dat we de kiel later niet kunnen toevoegen. Dus beginnen we opnieuw in de goede volgorde. In praktijk is dit veel gecompliceerder, omdat bijvoorbeeld de maatvoering op elkaar moet aansluiten en de krachten op elkaar afgestemd moeten zijn.

Beschouwingseenheden

Een beschouwingseenheid is een zelfstandig voorwerp of idee dat we beschrijven vanuit het gekozen oogmerk. Elke beschouwingseenheid krijgt ter identificatie een ondubbelzinnig naam. Het zijn de herkenningspunten die de knooppunten in de route herkenbaar maken.

Doorslaggevende kenmerken

De koppelvlakken beschrijven we door de doorslaggevende kenmerken van de betrokken beschouwingseenheden te benoemen. Dit kunnen vormen, gebeurtenissen en verbanden zijn. Een bakker kijkt bijvoorbeeld of alle broden gelijkmatig garen. Een diëtiste kijkt naar de voedingswaarde van het brood. Een supermarkt kijkt naar de omloopsnelheid van de borden.

Door alleen de eigenschappen te benoemen die belangrijk zijn in de gekozen route verminderen we de complexiteit. Anders gezegd, we minimaliseren het koppelvlak met andere eenheden.

De doorslaggevende kenmerken van de beschouwingseenheden kunnen per route verschillen. Wat in de ene route doorslaggevend is, hoeft dat niet te zijn in een alternatieve route. Een eenvoudig voorbeeld is het kiezen van een weg: als het droog is, gaan we naar links, maar als het regent of de brug is gesloten, gaan we naar rechts. Stel dat we met een boot een ondiepe rivier afvaren. De diepgang van de boot is dan belangrijk. We kunnen kiezen voor een diepere zijtak van de rivier, waarin een dam de rivier blokkeert en we de boot over de grond moeten tillen. Dan verandert het doorslaggevend kenmerk in het gewicht van de boot. In een denkpatroon benoemen we daarom de doorslaggevende kenmerken uitdrukkelijk.

Nieuwe situatie

De nieuwe situatie beschrijven we op dezelfde wijze als de beginsituatie. De nieuwe situatie is de beginsituatie voor de volgende etappe.

Voorbeelden

Voorbeelden beschrijven bekende toepassingen van het denkpatroon. Dit helpt ons bij het toetsen of het denkpatroon een bewezen oplossing is voor een zich herhalend probleem. Praktijk voorbeelden kunnen bovendien een goed instructievoorbeeld zijn. Voorbeelden helpen de lezer de werking en toepasbaarheid van het denkpatroon te begrijpen. Tekeningen en foto’s verhelderen het voorbeeld zeer. Het goed vormgeven van een denkpatroon is een kunst op zich.

Denkpatronen leggen we onder meer vast in wetten, procedures, protocollen, normen en voorschriften. Deze regelgeving kent impliciete doelen en prioriteiten die zelden voor het voetlicht komen, maar wel degelijk de basis vormen voor het nut en de acceptatie ervan. Hoewel we vaak klagen over de regelgeving, verbeteren de nieuwe regels onze werkwijzen voortdurend. De afgesproken regels leggen de lessen vast die we door schade en schande hebben geleerd.
Regelgeving zien we als ballast, als we het denkpatroon erachter niet kennen of begrijpen. Willen we de acceptatie van de regels vergroten, dan is verstandig om het achterliggende doel in de schijnwerpers te zetten en het bijbehorende denkpatroon goed uit te leggen.

Naar volgende pagina Naar inhoudsopgave editie 2024