Vooruitgang in de wetenschap
De vooruitgang van de wetenschap ontstaat niet doordat we in de loop van de tijd steeds meer waarnemen. We gebruiken onze zintuigen ook niet steeds beter. Wetenschappelijk kennis kunnen we niet afleiden van onze zintuiglijke ervaringen alleen, hoe ijverig we de ervaring ook verzamelen en sorteren. Baanbrekende ideeën, ongefundeerde verwachtingen en speculatieve gedachten zijn onze enige manieren om de natuur te interpreteren: (...) het is de enige manier om haar te begrijpen. En we moeten deze ideeën aan kritiek blootstellen om de werkelijkheid te achterhalen. Degenen onder ons die niet bereid zijn om hun ideeën te openbaren en te laten bekritiseren, nemen niet deel aan het wetenschappelijke spel.
….
Echter, mijn kijk op de zaak, voor wat het waard is, is dat er niet zoiets bestaat als een logische methode voor het hebben van nieuwe ideeën, of een logische reconstructie van dit proces.
Karl Popper1-1Karl Popper (1935, 2002) The Logic of Scientific Discovery, blz 280 en 8.
Elke theorie die de werkelijkheid verklaart, staat of valt bij de vraag of de theorie «waar» is. Maar hoe stellen we dat vast? Wetenschappers hanteren hiertoe de volgende werkwijze: Bedenk een stelling die te toetsen is en stel vast of de stelling «waar» is. Verzamel alle ware stellingen en maak hiervan een samenhangende theorie. Laat vervolgens de voorspellingen die de theorie doet ook door andere mensen waarnemen. Komt de voorspelling elke keer bij alle waarnemers uit, dan noemen we de theorie «waar». De vraag is of deze werkwijze in alle gevallen leidt tot theorieën die «waar» zijn. Anders gezegd: hebben de theorieën voldoende voorspellende waarde?
Vorige pagina Volgende pagina Inhoudsopgave