Om gedrag écht te begrijpen, moeten we verder gaan dan het simpelweg classificeren of beschrijven ervan. De kernvraag is niet “Wat gebeurt er?”, maar “Waarom gebeurt dit?”. Elk gedrag — van een simpele handeling tot een complexe beslissing — dient een doel. Gedrag is geen willekeurige gebeurtenis, maar een gerichte actie.
Door gedrag te benaderen vanuit het doel dat het dient, verschuift onze focus van uiterlijke symptomen naar innerlijke motivatie en functie. Dit levert diepere en bruikbare inzichten op, of we nu menselijk, dierlijk of zelfs artificieel gedrag proberen te doorgronden. Deze benadering vraagt om een fundamenteel andere manier van denken dan klassieke gedragstheorieën. Niet het gedrag zelf staat centraal, maar de processen die eraan voorafgaan. Gedrag is het resultaat — het staat aan de rechterzijde van het isgelijkteken (‘=’). Wie gedrag wil beïnvloeden, moet ingrijpen op de factoren die eraan voorafgaan.
Het loslaten van traditionele persoonlijkheidsclassificaties, zoals introvert versus extravert of stabiel versus labiel, is geen eenvoudige opgave. De overstap van het karakteriseren van gedrag naar het analyseren van de onderliggende processen vereist een verschuiving in perspectief: van waarnemer naar ik-waarnemer, die persoonlijke ambities en handelingsmogelijkheden onderzoekt in een specifieke situatie.
Vertrekken vanuit het doel biedt een robuust en objectief toetsingskader. We kunnen verklaringen toetsen door te analyseren of het gedrag daadwerkelijk bijdraagt aan het veronderstelde doel. Als een handeling geen bijdrage levert aan het gestelde doel, is de verklaring onjuist of onvolledig. Deze benadering dwingt tot een scherpere analyse van de relatie tussen actie en uitkomst.
Menselijk gedrag kent een enorme variatie — van de Inuit op de Noordpool tot de Toearegs in de Sahara. Geen enkel schema kan deze diversiteit volledig omvatten. Een gedragsmodel is pas praktisch toepasbaar als het recht doet aan uiteenlopende situaties én aan de keuzevrijheid van mensen.
Door het voorspellende vermogen van de mens is gedrag niet eenduidig af te leiden uit observatie. Bijvoorbeeld: achter een boom staan zegt op zichzelf niets. Verstoppen we ons, of bereiden we een aanval voor? Daarom moet niet het gedrag zelf centraal staan, maar de factoren die ertoe leiden.
Vergelijk gedrag met het getal 210. Verschillende berekeningen leiden tot deze uitkomst: 130 + 80, 45 + 165 — allemaal juist, maar ze raken niet de kern. De oorspronkelijke berekening was 1 × 2 × 3 × 5 × 7. Deze priemgetallen symboliseren de fundamentele denkprocessen die tot gedrag leiden. Het vinden van deze ‘priemgetallen’ is de heilige graal van de gedragswetenschappen.
Het aantal processen dat tot gedrag leidt is beperkt. Om gedrag te beïnvloeden, moeten we begrijpen waar deze processen vandaan komen. Het vertrekpunt ligt in de evolutietheorie — de enige wetenschappelijke theorie die de diversiteit van het leven verklaart én onderbouwt.
Vanuit het perspectief van een dij-waarnemer — een waarnemer over miljoenen jaren — is duidelijk dat alle organismen één overkoepelend doel hebben: overleven en het leven doorgeven. Dit doel ligt verankerd in onze genen, het bouwplan van het leven. Eigenschappen die bijdragen aan dit doel worden doorgegeven aan volgende generaties.
In het Alforto-raamwerk fungeert dit overlevingsdoel als ankerpunt voor het modelleren van gedragsprocessen. Het selectiemechanisme bepaalt welke breinprocessen bijdragen aan succes en dus worden doorgegeven. Zo ontstaat een directe link tussen onze acties en hun nut voor het fundamentele levensdoel.
Vorige pagina Volgende pagina Naar inhoudsopgave