Politici volgen vooroordelen kiezers

Wijsheid van het publiek

In de quiz ‘Weekend milionairs’ wijst de meerderheid van het publiek in 91% van de gevallen het goede antwoord aan. De meerderheid van een grote groep heeft meestal gelijk. Op de beurs kan een groep bijvoorbeeld beter de waarde van een aandeel inschatten dan welke individuele expert dan ook. Toch stemt het publiek niet altijd verstandig en rationeel. Politici spelen hierop in en sluiten zich aan bij de groepsmening om stemmen te trekken.

Vooroordelen

Kiezers hebben vier vooroordelen die leiden tot slechte politieke keuzes:

  • Mensen begrijpen niet dat het najagen van persoonlijke winst ook publieke voordelen met zich meebrengt;
  • Mensen onderschatten de voordelen van het samenwerken met buitenlanders. Ze hebben vooroordelen tegen buitenlanders;
  • Mensen stellen welvaart gelijk aan werkgelegenheid in plaats van productie;
  • Mensen denken dat de economische omstandigheden slechter zijn dan ze werkelijk zijn, een ingebakken pessimisme.

Anti-markt vooroordeel

Hoe sterk de vooroordelen wel niet zijn, laat zich vaststellen door de mening van het publiek te vergelijken met die van economen en hooggeschoolden. Vraag bijvoorbeeld waarom de benzineprijzen zijn gestegen en vrijwel iedere kiezer geeft de schuld aan het winstbejag van oliemaatschappijen. Experts hebben het soms bij het verkeerde eind, maar in dit geval is de publieke mening onzinnig. Als olieprijzen stijgen omdat oliemaatschappijen hogere winsten willen hebben, waarom dalen dan de prijzen regelmatig? Volgens economen stijgen de prijzen bij schaarste en dalen ze bij overvloed. Onderzoek suggereert dat hoe beter je bent opgeleid, hoe meer je de mening deel van economen.
Iedere stem telt evenveel, daarom bedenken politici toch vaak onzinnige wetten om stemmen te trekken die uiteindelijke iedereen schade berokkenen.

Anti-buitenlanders vooroordeel

Ook het vooroordeel tegen buitenlanders ligt voor het oprapen. De meeste Nederlanders denken dat de economie achteruitgaat als een bedrijf banen naar het buitenland verplaatst. De meeste economen hebben een andere mening. Mensen begrijpen dat een bouwmarkt betere en goedkopere hamers verkoopt dan ze zelf kunnen maken. Toch jammeren ze over handel met buitenlanders en over buitenlanders die het werk hier doen waar ze zelf te beroerd voor zijn.
Politici gaan voor zoveel mogelijk stemmen en kiezen daarom (in woorden) vaak voor bescherming van de binnenlandse industrie en beperking van het aantal ‘buitenlanders’.

Productie – werk vooroordeel

Een verhaal is de beste illustratie van het vooroordeel dat werk boven productie gaat. Een econoom bezocht in de tijd van Mao Zedong China. Hij ziet honderden arbeiders scheppen om een dam te bouwen. “Waarom gebruiken jullie niet een graafmachine?”, vraagt hij. “Dat zou iedereen werkloos maken” antwoordt de voorman. “O, ik dacht dat jullie een dam aan het maken zijn”, zei de econoom, “Als jullie banen willen, waarom ruilen jullie de schoppen dan niet in voor theelepeltjes?” Voor een individu is een zinvol om de voorkeur te geven werk boven productie. Hij verlies zijn inkomen, status en zekerheid. Voor de samenleving als geheel is het niet belangrijk dat mensen banen hebben, maar hoe productief ze zijn. Hoe meer mensen produceren, hoe meer rijkdom ze scheppen. Het helpt om minder productieve banen te vervangen door meer productieve banen. Economen herinneren zich dat voor de industriële revolutie 95% van de mensen werkte in de landbouw en maken zich daarom veel minder zorgen over inkrimpingen.
Politici volgen echter de gewone man. In Oregon, Amerika, kozen de politici bijvoorbeeld voor een verbod van onbemande benzinestations. Dat kost teveel mensen hun baan. Of denk in Nederland aan de storm van protesten rond het verdwijnen van brugwachters en vuurtorenwachters.

Pessimisme als vooroordeel

Hoewel we het beter hebben dan ooit, is de samenleving nog steeds pessimistisch. We geloven dat de nieuwe bannen slechter zijn, dat onze kinderen het veel moeilijker krijgen dan we zelf en dat de samenleving op een of andere manier naar de knoppen gaat. Vroeger was alles beter. Toen wisten we tenminste waar we aan toe waren. Toen … Economen zijn veel optimistischer en zien vooral de vooruitgang.
Politici moeten een balans zoeken tussen deze twee uitersten. Voor de verkiezingen gaan we mee met de massa. Ze beloven dat als ze gekozen worden, hierna alles veel beter wordt. En over 4 jaar verschijnt de volgende lichting politici die dezelfde boodschap brengt.

Democratie

Democratie leidt dus niet altijd tot de beste uitkomsten. Toch ontbreekt een alternatief. Om met Winston Churchill te spreken: “Democratie is de slechtste regeringsvorm, maar beter dan alle andere die in de historie zijn geprobeerd.” Laten we hopen dat de politici dit begrijpen en de beste oplossing kiezen nadat ze zijn gekozen.

Bron: The myth of the rational voter, Vote for me, dimwit, The Economist 16 juni 2007.
Datum laatste inhoudelijke wijziging 19 juni 2007.


Did you see an error? Mail us. We are grateful to you.

Share on