In onze regio leven honderdduizend inwoners. Toch leeft onze sport in de regio nauwelijks. Het lukt niet om topbasketbal structureel in de omgeving te organiseren, er is weinig aandacht voor basketbal in de media en de sport is sinds jaar en dag niet in het maatschappelijk leven terug te vinden. De vraag is hoe we dit kunnen ombuigen. Daarvoor zal er iets rigoureus moeten gebeuren. Dat kan met de Basketbal Organisatie Enkel Genoegen, oftewel: De BOEG. Met De BOEG werken de basketbalverenigingen samen om basketbal als breedtesport te versterken, om talenten te ontwikkelen en om topbasketbal te realiseren (misschien wel met eredivisie als resultaat). Maar bovenal zorgt samenwerkingsverband De BOEG ervoor dat basketbal een zichtbare plaats krijgt in de samenleving. Hoe? Gewoon, door het te doen. Alleen met wat andere doelen en uitgangspunten dan iedereen gewend is.
Wat is De BOEG? Het antwoord is meerledig. Om te beginnen is De BOEG het regionale samenwerkingsverband dat op termijn het regionale heren eredivisiehttps://pro.alforto.nl/webpagina/webpagina/index?page=17&per-page=10#h136410w1-tab1team van Eemland faciliteert. Ja, we leggen de lat hoog. In aanloop daarnaar toe maakt De BOEG het spelen van basketbal in landelijke competities mogelijk voor alle leeftijdsgroepen in de dames- en herencompetities. De basis hiervoor is talentontwikkeling. Om aan talentontwikkeling te doen, heb je talenten nodig. Die krijg je door sterke verenigingen te realiseren met veel jeugdleden. De BOEG heeft daarom vooral als doel ervoor te zorgen dat basketbal in onze regio het hoogste aantal deelnemers per duizend inwoners krijgt.
De BOEG is, kortom, de nieuwe basketbalstructuur waarmee de basketbalverenigingen in de regio samen werken aan de versterking van basketbal als breedtesport, de ontwikkeling van talent en de realisatie van topbasketbal (met eigen talenten). Deze 'drietrapsraket' is cruciaal. De ene trap kan niet zonder de andere. Dat betekent dat De BOEG een 'integraal pakket' is.
Om dit pakket te realiseren heb je enthousiaste mensen nodig en geld. Met De BOEG streven we daarom nog een (ander) doel na, namelijk: het maximaliseren van het aantal toeschouwers bij onze topwedstrijden1. Met de opbrengsten die daar uit voortvloeien kunnen we vervolgens dingen doen die ten goede komen van de 'drietrapsraket'.
Om het toeschouwersaantal te maximaliseren, moeten we de basketbalwereld groter maken. Dat kan alleen met een grotere betrokkenheid van de samenleving. We zullen basketbal daarom in de samenleving moeten verankeren. De sport moet betekenis krijgen voor andere (groepen) mensen. Dat kunnen we bijvoorbeeld bereiken door een deel van de opbrengsten van onze topwedstrijden beschikbaar te stellen aan telkens verschillende goede doelen. Hoe groot dat deel is, laten we afhangen van of er gewonnen of verloren wordt, waardoor goede-doelen-organisaties 'een belang' krijgen bij wat er op het basketbalveld gebeurt.
Hoe krijgen we dit alles voor elkaar? Pogingen tot regionale samenwerking lopen immers regelmatig op niets uit. De oplossing voor dit probleem is dat we niet in dezelfde valkuilen moeten vallen. Met De BOEG doen we daarom een aantal dingen wezenlijk anders. Naast onze 'ongewone' organisatiedoelen gaan we met De BOEG ook aan de slag met 'ongewone' uitgangspunten die moeten leiden tot een succesvolle aanpak.
Om De BOEG succesvol te laten zijn, gaan we verstandig inspelen op het feit dat mensen (sporters en kaderleden) bereid zijn om aan een groepsactiviteit mee te werken als ze daar persoonlijk wat aan hebben. Dat doen we door te kijken naar wat mensen drijft. Nu lijkt het alsof dat voor iedereen anders is, maar dat is zeker niet het geval. Uiteindelijk willen (sport)mensen allemaal:
Niet iedereen vindt elk van deze wensen even belangrijk. Smaken verschillen. Voor de één is een gerespecteerde rol het belangrijkst, voor de ander het samenwerken (of samenspelen), en voor weer een ander een goed lichaam. Voor die laatste zal De BOEG samen met de verenigingen moeten uitdragen dat basketballen niet alleen superleuk is om te doen, maar dat je er ook een gezond, sterk en mooi gezond lichaam van krijgt, of je nu basketbalt om de top te halen of voor je plezier. In de 'marketing' van basketbal laten we dit aspect vaak onderbelicht, omdat het voor ons vanzelfsprekend is. Voor het kind dat een sportkeuze moet maken is dit echter niet zo vanzelfsprekend. Dat gaan we daarom anders doen. De boodschap wordt: basketballen maakt je fit. Basketbal je bij De BOEG, dan ben je superfit.
Voor veel mensen is het 'bij een bepaalde groep horen' het belangrijkst. De BOEG zal bestaan uit een groep enthousiaste en ambitieuze basketballers en basketballiefhebbers die een rol van betekenis gaan spelen in de 'rayonale' en nationale basketbalwereld. Als basketballer, trainer-coach, scheidsrechter of vrijwilliger is het aantrekkelijk om deel te kunnen uitmaken van zo'n herkenbare groep (mooie tenues, sprekend logo, et cetera). Voor de toeschouwers – en die spelen een belangrijke rol in het geheel – is het belangrijk dat zij zich herkennen in de sport. Bij de heren- en damesteams van De BOEG spelen daarom alleen spelers die een band hebben met de regio. Dat wil zeggen: spelers die hier bijvoorbeeld geboren zijn, wonen of werken en daarmee onderdeel zijn van de samenleving en banden hebben met de mensen die er wonen. (Noot: bij 'grensgevallen' is wijsheid leidend.)
Naast lid zijn van een groep vinden mensen een respectabele rol in de groep van belang. Voor spelers is die rol evident: je hoort bij de besten. Voor ambitieuze spelers is dat vaak een voorwaarde, maar het is ook een eer, iets om trots op te zijn. Om dat symbolisch te ondersteunen, krijgen spelers en coaches van de teams die voor opbrengsten zorgen een vergoeding in de vorm van een deel van de recette (zie ook 'Succes door verankering in de samenleving'). Voor de betrokkenen om de spelersgroepen heen zullen de resultaten (zowel sportief als organisatorisch) voor respect zorgen.
Mensen die het samenwerken in een groep van belang vinden, zullen zich het meest thuis voelen in een samenwerkingsverband als De BOEG. Samenwerken is echter niet altijd zomaar succesvol. Efficiënte en effectieve samenwerking is alleen mogelijk als de belangen van alle partijen op elkaar zijn afgestemd en er gemeenschappelijke doelstellingen zijn. Hierover zullen de deelnemers aan De BOEG het in ieder geval ten alle tijden eens moeten zijn. Een uiterst belangrijke doelstelling, niet alleen voor individuen, maar ook voor De BOEG als organisatie.
Tot slot zullen er nog mensen bij De BOEG betrokken zijn voor wie het ontwikkelen, delen en vergaren van technische en organisatorische kennis het belangrijkst is. Ook voor hen zal De BOEG mogelijkheden te over (moeten) bieden.
Om basketbal meer betekenis te geven (meer toeschouwers) gaan we de sport in de samenleving verankeren. Eén manier om dat te doen is door een deel van de opbrengsten van onze topwedstrijden beschikbaar te stellen aan goede doelen. De opbrengsten van de toeschouwerskaartjes (de recette) verdelen we. Een deel gaat naar een goed doel, een deel gaat naar het team en de coach, en een deel gaat naar De BOEG die de winst weer deelt met alle deelnemende verenigingen. De verdeling van de opbrengsten uit het toegangsgeld ziet er als volgt uit:
Verdeling toegangspot De BOEG per duizend euro
Groep |
Bedrag |
Deel |
Bedrag |
Deel |
---|---|---|---|---|
Goede Doel |
€ 666 |
2/3 |
€ 333 |
1/3 |
Spelers |
€ 334 |
1/3 |
€ 167 |
1/6 |
De Boeg |
€ 0 |
0 |
€ 500 |
1/2 |
Los van een basis sponsorbedrag betalen sponsoren per toeschouwer per wedstrijd. Bij winst gaat twee derde deel van de sponsorgelden naar de toegangspot en een derde deel naar De BOEG. Bij verlies gaat een derde deel naar de toegangspot en twee derde deel naar De BOEG. Het zelfde geldt voor overige inkomsten die de wedstrijd genereert. De argumentatie is dat bij verlies het team nog niet goed genoeg is en De BOEG moet investeren om de spelers beter op te leiden.
De winst van De BOEG verdelen we jaarlijks over de deelnemende verenigingen op basis van de bij de NBB ingeschreven, spelende leden. Op deze manier verankeren we basketbal in de maatschappij, omdat allerlei groepen belang krijgen bij de uitslag van de basketbalwedstrijd. Die leidt tot een opwaartse spiraal in belangstelling. Basketbal krijgt daardoor veel publiciteit en de populariteit in Eemland zal toenemen. Spelers krijgen eer en een vergoeding, de coach krijgt eer en een vergoeding en de verenigingen krijgen loon naar werken. Hoe meer leden, hoe groter de vergoeding van De BOEG aan de verenigingen. Uiteindelijk heeft iedereen belang bij het vergroten van de basketbalsport in Eemland.
Om de doelen van De BOEG te bereiken, moeten we beginnen aan de basis. Dat wil zeggen dat we de breedtesport een impuls moeten geven. Om meer leden te krijgen én te houden - het verloop van leden in Nederland is gigantisch - moeten we basketbal net zo leuk en verslavend maken als computerspelletjes. Van deze spelletjes kunnen we namelijk veel leren. Ze hebben het vermogen om gamers te motiveren en hun betrokkenheid alsmaar te vergroten. De ontwerpers bereiken dit door de van nature aanwezige behoeftes 'streven naar' (wanting) en 'houden van' (liking) met elkaar te combineren. Ze maken deze combinatie succesvol door het brein van gamers op minstens zeven manieren te belonen. Deze zeven succesfactoren leiden tot zeven hoofdregels voor een goede videogame. Het mooie is dat we deze regels ook buiten de digitale wereld kunnen toepassen, bijvoorbeeld in het bedrijfsleven, in het onderwijs, of in de sport. De vraag is hoe we de succesfactoren van videospelletjes zodanig in het basketbal kunnen toepassen dat (aspirant)leden het steeds leuker gaan vinden en willen (blijven) basketballen. Door de essentie van elke regel te beschrijven, aansluitend vast te stellen hoe de basketbalwereld de regel momenteel in de praktijk invult en na te denken over hoe dat beter kan, komen we op het volgende antwoord:
Ieder mens stelt doelen in zijn leven. Dat is goed, want alleen het stellen van doelen zet aan tot actie. Zonder doelstellingen verdwijnt elke motivatie. Het hebben van één doelstelling is echter saai, vooral als dat doel ver weg is. De weg ernaar toe is te lang. Dit is op te lossen door voldoende tussendoelen te benoemen die in een kort tijdsbestek te halen zijn. Dat helpt, omdat we het behalen van snelle successen leuker vinden dan het in één keer realiseren van een langetermijndoel, zeker als de kortetermijndoelen bijdragen aan het langetermijndoel. Bovendien bieden meerdere slim gekozen kortetermijndoelen ons de mogelijkheid om te kiezen en dat vinden we belangrijk.
De kracht van het werken naar kleine, behapbare tussendoelen is dat het ons in een flowtoestand brengt, in een situatie waarin we zo betrokken zijn bij een bepaalde activiteit, dat we vergeten wat er om ons heen gebeurt. De gevoelens die we hierbij ervaren zijn zo prettig, dat we de handelingen blijven herhalen, ook als we hiervoor andere leuke dingen moeten opofferen. Het resultaat zal zijn dat we zeggen: “Kijk, ik heb dit vandaag al bereikt. Nu wil ik een stapje verder!”
In de basketbalwereld kennen we verschillende korte- en langetermijndoelen. Kortetermijn-doelen zijn bijvoorbeeld het eigen maken of verbeteren van vaardigheden, of het winnen van een wedstrijd. Langetermijndoelen zijn bijvoorbeeld ‘een goeie basketballer worden’ (talentontwikkeling) of kampioen worden. De begrippen ‘vaardigheden leren’ of ‘talentontwikkeling’ zijn vooral voor kinderen echter veel te abstract en als doel niet zichtbaar. En wedstrijden winnen of kampioen worden komt soms heel lang niet voor. Willen we basketbal leuker maken, dan moeten we meer concrete, haalbare en zichtbare tussendoelen bedenken.
Eén manier om dat te doen is het introduceren van ‘basketbaldiploma’s’, vergelijkbaar met de gekleurde banden en slippen bij judo of zwem- en zeildiploma’s. Het behalen van een diploma is dan een tussendoel dat op korte termijn te halen is. Dergelijke ‘mijlpalen’ markeren geen (reeks van) overwinningen, maar zijn een bevestiging van individuele ontwikkeling en verbetering. Net als bij de andere sporten zullen de basketbaldiploma’s op den duur een nationale betekenis moeten krijgen, zodat een diploma overal dezelfde waarde heeft.
Naast het regelmatig afnemen van toetsen - bijvoorbeeld voor diploma’s - is het belangrijk om voortdurend de groei en de voortgang te laten zien. Een speler vindt het namelijk belangrijk om te kunnen zeggen: “Kijk, ik word elke dag beter.” De vooruitgang die we boeken, moet daarbij goed zichtbaar worden gemaakt. Dat kan bijvoorbeeld met symbolen. We beginnen met één veer, dan twee veren en we eindigen met een lange verentooi.
In de basketbalwereld laten we hier en daar wel voortgang en groei zien, maar dat gebeurt nog niet structureel, niet vaak genoeg en niet zichtbaar. Gelukkig zien we steeds vaker dat coaches zich bezig houden met individuele beoordelingen van spelers en speelsters (assessments) en sommige organisaties doen zelfs aan spelersvolgsystemen. Bij de meeste clubs wordt hier echter geen aandacht aan besteed, waarschijnlijk omdat het te tijdrovend is of omdat ervaren coaches de assessments niet nodig zeggen te hebben. Dat laatste is juist, maar de beoordelingen zijn niet voor de coaches bedoeld, maar om spelers te motiveren. Trainers die wel spelers beoordelen, doen dat - voor zover bekend - één tot twee keer per jaar. Dat is echter nog niet permanent. Trainers die frequent trainingsstatistieken bijhouden, bijvoorbeeld door schotpercentages, aantal oefeningen in een tijdsbestek of geklokte tijden te registreren, laten wel permanente groei aan hun pupillen zien.
Het toepassen van trainings- en wedstrijdstatistieken kunnen we breder en met grotere regelmaat toepassen. Maar het kan ook anders. Bij zeilscholen eindigt elke zeildag met het invullen van een vorderingsstaat: wat hebben we vandaag gedaan, wat hebben we geleerd, en welke nieuwe vaardigheden hebben we ons eigen gemaakt? Wanneer alle vaardigheden voor het betreffende niveau met een voldoende zijn ingevuld, betekent dat min of meer automatisch het behalen van een diploma. In de basketbalwereld kunnen we ook aan het einde van elke training of trainingsperiode (wekelijks of maandelijks) de balans opmaken: wat hebben we gedaan, wat hebben we geleerd en welke vaardigheden beheersen we op een bepaald niveau? En dat alles leggen we vast in een vorderingsstaat. Met uitzicht op een toetsmoment voor een volgend diploma…
Niemand zit op straf te wachten. Straf demotiveert. We willen schouderklopjes voor onze pogingen om gestelde doelen te realiseren. Inspanningen, hoe beperkt ook, moeten daarom altijd worden beloond, ook als ze niet goed uitpakken. Spelers willen graag van anderen horen ‑ en dan vooral van degene waar ze respect voor hebben - dat ze het goed doen.
In de sportwereld krijgt positief coachen steeds meer aandacht (zie ook: www.positiefcoachen.nl). In het basketbal zien we dat positief coachen al enige tijd geleden zijn intrede heeft gedaan, maar nog niet overal. Helaas zien we nog regelmatig tierende coaches of trainers die spelers straffen als iets niet lukt of er onvoldoende vooruitgang is.
Inspanningen belonen kan op vele niveaus en op vele manieren. Dat begint natuurlijk met positief coachen; trainer-coaches en begeleiders belonen bij trainingen en wedstrijden elke inspanning. Dat kan in woorden, maar ook met symbolen. Bij het afnemen van vaardigheidstoetsen ontvangt elke deelnemer daarom minimaal een inspanningsembleem (denk aan het deelnamekruisje bij een wandelvierdaagse).
Spelers willen graag een direct verband zien tussen de acties die ze ondernemen en de gevolgen daarvan. Gevolgen op afstand en verder in de tijd kunnen ze moeilijk bevatten en zijn daarom minder boeiend. Dit vraagt om snelle, duidelijke en regelmatige terugkoppeling van acties, zodat ze direct antwoord krijgen op de vraag of ze het al beter doen. Spelers willen dan natuurlijk vooral horen dat ze groeien.
In de basketbalpraktijk zien we al hoe (ervaren) trainer-coaches permanent zorgen voor terugkoppeling. Dat doen ze onder meer door bij zoveel mogelijk acties van spelers een positieve beoordeling te geven (zie ook regel 3): “goed gedaan”, “mooie beweging”, “nice defense”, “goed uit geblokt”, “mooie pass”, maar ook door regelmatig tips te verstrekken: “kan sneller”, “dieper zitten”, “nawijzen”, “blijf kijken”, et cetera. Alle opmerkingen zijn gericht op het stimuleren van groei, niet op het behoud daarvan.
Naast directe verbale terugkoppeling en individuele beoordelingen van spelers en speelsters (zie regel 2), kunnen we ook in teamverband terugkoppelen. Een voorbeeld daarvan zie je bij het honkbal. Na een wedstrijd gaat de coach vaak met zijn team in een kring in het gras van het outfield zitten om te bespreken wat er goed of fout ging. Daarbij geeft hij bij voorkeur elke speler een compliment op minimaal één aspect van zijn spel. Bovendien vraagt hij hoe spelers de wedstrijd zelf hebben ervaren en hoe ze zaken die fout gingen de volgende keer beter gaan aanpakken. Spelers willen dat graag zelf kunnen vertellen. Het leren, het meer kunnen dan daarvoor, staat voor elke speler voorop.
Succes stimuleert, onzeker succes nog veel meer. Als mensen niet zeker weten of ze succes gaan hebben, daagt dat veel meer uit dan wanneer de afloop al bekend is. We moeten daarom onzekerheid inbouwen. We worden gestimuleerd als we niet zeker weten of wij succesvol zullen zijn. Blijkt dat niet het geval te zijn, dan denken we: “Volgende keer lukt het wel!”
Tijdens basketbaltrainingen gebruiken trainers vaak oefeningen met een wedstrijdelement met onzekere afloop. Misschien minder geschikt voor de ontwikkeling van technische vaardigheden, maar wel ontzettend stimulerend. De focus is veel scherper en spelers hebben niet in de gaten hoe intensief ze aan het werk zijn. Hoe beter de focus en hoe harder je werkt, hoe groter de kans op succes.
Datzelfde geldt natuurlijk ook voor wedstrijden. Om succes onzeker te maken, moeten teams op het juiste niveau zijn ingedeeld. Te laag ingedeeld zijn maakt winnen een zekerheid. Niet stimulerend. Te hoog ingedeeld zijn geeft alleen maar verlies. Dat maakt onzeker en doet interesse en motivatie verdwijnen.
Het bij elkaar indelen van teams van gelijke sterkte doen we bijvoorbeeld met de hulp van sterktemeters. Een administratief tijdrovend systeem dat helaas regelmatig tot verkeerde samenstellingen van poules leidt. Een betere oplossing kan zijn om zogeheten pre season toernooien te organiseren waarin de krachtsverhoudingen duidelijk worden en er uitdagende competities kunnen worden georganiseerd.
Succes geeft een beter geheugen; we onthouden succes, we vergeten ons falen. Succes geeft ook meer zelfvertrouwen. We leren aanmerkelijk meer en nemen meer uitdagingen aan. Het is daarom belangrijk om versterkte aandacht te geven bij succes. Mart Smeets roept het regelmatig: wij Nederlanders zijn niet goed in het eren van onze grote kampioenen. Ook in de basketbalwereld besteden we - van hoog tot laag - weinig aandacht aan kampioenen. Deels wordt dat veroorzaakt doordat het uitreiken van prijzen tijdrovend is voor de competitie organiserende instanties, deels ook doordat we het niet belangrijk vinden. Maar het is wel belangrijk. Kampioenen - ook herfst/winterkampioenen - moeten we huldigen. Door wie is niet belangrijk. Daarnaast moeten we op zoek naar meer mogelijkheden om teams te belonen zonder dat ze (herfst/winter)kampioen worden.
Belonen gaat niet om geld, het gaat om aanzien, het gaat om aandacht van andere mensen, toeschouwers. We varen niet met onze boot, we liggen in de haven waar de mensen ons met onze boot kunnen zien. Daarbij gaat het niet alleen om aandacht van familie, vrienden en kennissen binnen onze eigen cirkel, maar ook om mensen daarbuiten. We willen met onze successen paraderen op de boulevard.
In de basketbalwereld komen gemiddeld genomen weinig mensen naar wedstrijden kijken. Niet zo verwonderlijk, want de wedstrijden zijn vaak sfeerloos, de sporthallen ruiken vreemd, en veel toeschouwers begrijpen de regels niet. In de media krijgen alleen de allergrootste successen of de hoogste (heren)teams aandacht.
Om meer aandacht van buiten te krijgen kunnen we, behalve kampioens-wedstrijden, ook de vaardigheidstoetsen ombouwen tot familiefeestjes, waarbij we bij het behalen van doelen de gehele familie in het zonnetje zetten. Compleet met media-aandacht. Maar er zijn natuurlijk veel meer mogelijkheden om de buitenwereld binnen te krijgen.
Het aantal bestuurlijke, organisatorische en technische kaderleden is bij verenigingen per definitie aan de krappe kant en zal bij een toename van het aantal sportende leden nog meer uitbreiding behoeven. Dit probleem lossen we enerzijds op door slim in te spelen op wat mensen persoonlijk drijft (zie bladzijde 2) en anderzijds door dezelfde zeven hoofdregels toe te passen als bij de spelers. Hoe dit in praktische zin moet worden uitgevoerd is nog niet helemaal duidelijk, maar te denken valt aan:
Kortom, De BOEG brengt basketbal weer in de lift met als resultaat: opmerkelijke groei van de basketbalsport in de regio. Alle verenigingen hebben belang bij deze groei. De BOEG kan niet zonder de verengingen en de verenigingen kunnen niet zonder De BOEG. Zonder dit wederzijds belang heeft de samenwerking geen kans van slagen. Iedere deelnemende vereniging zal zich daarom achter de gemeenschappelijke doelstellingen van De BOEG moeten scharen.
Arjen Meijer en Hans de Rond
Zie ook: