«Meditations of a buddhist skeptic» door B. Alan Wallace is een boek dat in twee delen uiteenvalt. Deel 2 "De menselijk natuur overstijgen" is de toepassing van de boeddhistische denkwijze en is het minst interessant. Het belicht allerlei boeddhistische stroming die net iets anders aankijken tegen de uitspraken van Boeddha zelf.
Deel 2 bevat wel de sleutel tot het boeddhisme: mindfulness. Volgens het Theravadin boeddhisme definieerde Boeddha dit als de studie van het onthouden of op te roepen wat er gedaan en gezegd in het verleden (blz. 178). (Belangrijk voor het karma.) Mindfulness is te bereiken via meditatie. Meditatie verandert iemands kijk op de werkelijkheid, waarden en normen en ethisch handelen (blz. 37). Meditatie geeft betekenis aan het leven en een beter begrip van de waarheid (xi).
Dit leidt tot een streven naar geestelijk evenwicht dat gericht is op echt geluk voor onszelf en voor anderen (blz. 116). Geluk onderscheidt de mens van het dier dat alleen genot kent (blz. 104). Ethisch handelen maakt het mensen mogelijk in harmonie te leven met elkaar en de natuur (blz. 105). Geluk komt ook voort uit een uitzonderlijke geestelijke gezondheid en geestelijk evenwicht (blz. 105). De vier vormen van geestelijk evenwicht zijn de processen: streven, attentie, kennis en affectie.
Het hoogtepunt van werkelijk geluk is de geestelijke rijkdom die men ervaart na het krijgen van inzicht in de fundamentele gezichtspunten van de realiteit en daarom het verwerpen van de fundamentele oorzaak van lijden, door Boeddha benoemd als onwetendheid (blz. 105).
Deel 1 "Het herontdekken van de menselijke natuur" is een betoog dat de wetenschappelijk visie op het leven, de mens en de materie niet zo zeker is als de wetenschap doet voorkomen. Een keur aan schrijvers en theorieën passeert de revue die de wetenschappelijke theorieën in ander daglicht plaatsen. De wetenschap zelf staat niet ter discussie, wel de uitleg ervan.
Kern van het betoog is dat er een andere weg is, de middenweg, die de fysieke en geestelijke wereld verbindt. Boeddha betoogde dat de mens niet is ontstaan uit primitievere organismen, maar ontsprong uit lichtgevende, lichaamsloze, geslachtsloze wezen ondersteund door gelukzaligheid zonder de noodzaak te drinken of te eten (blz. 100). Volgens Boeddha zijn drie zaken nodig om een menselijke geest te laten ontstaan: de eisprong in de moeder, de coïtus en aanwezigheid van een tussendoor status, tussen levens in, om de karma te laten herboren worden in specifieke ouders (blz. 103). Karma omvat de fysieke en mentale acties van een individu die gevolgen hebben voor het leven en volgende levens door middel van reïncarnatie.
Door deze stellingname van Boeddha moeten de moderne wetenschappelijk inzichten worden omgebogen naar de middenweg. Dat lukt niet echt. De wetenschap is voortdurend in conflict met de leer van Boeddha. De auteur lost dit gemakkelijk op: elke stelling is slechts een subjectieve weergave van de werkelijkheid. Bovendien kent de wereld meerdere manieren om de werkelijkheid weer te geven (blz. 239). Daar waar geen ontsnapping mogelijke is, rest slechts de uitspraak dat delen van de wetenschap in strijd zijn met de uitspraken van Boeddha en daarom verworpen moeten worden. Bijvoorbeeld de boeddhistische methoden van onderzoek zijn niet beperkt tot het waarnemen van fysieke processen. boeddhisten leggen de geest-lichaam-relatie niet uit binnen de materiële kaders. Er is een fundamenteel onverenigbaar verschil tussen de wetenschappelijke en boeddhistische kijk op het menselijk denken (blz. 25). Of de stelling dat de geest voorkomt uit materie. Deze kijk is fundamenteel onverenigbaar met de boeddhistische kijk op oorzakelijk verband, karma en afhankelijke ontstaan (blz. 27). Ook de stelling dat de gehele werkelijkheid uitsluitend bestaat uit fysieke entiteiten en daaruit voortvloeiende eigenschappen en functies, is niet uitwisselbaar met het boeddhisme in het algemeen (blz. 29). De kosmos mag geen doel hebben in de wetenschap, maar dat heeft het in het boeddhisme natuurlijk wel. Eindelijk zijn we weer thuis (blz. 85). Door het boek verspreidt komt de auteur steeds terug op de kwantum fysica die 'bewijst' dat er meer is dan mensen kunnen waarnemen. Het is de joker die tevoorschijn komt als andere verdedigingslinies niet meer baten. Soms komt de wetenschap zelf te hulp: zie je wel, placebo's werken en dus is er meer dan neuronen alleen (blz. 73).
De verwerping van de moderne wetenschap buigt de auteur om in een succes voor de boeddhistische aanpak die volgens hem steeds vaker omarmd wordt (blz. 36). De geest krijgt door het loslaten van het fysieke lichaam het vrijwel eeuwige leven (blz. 41). Hierdoor is dood geen ontsnapping uit het lijden (blz. 42). Alleen verlichting biedt uitkomst (blz. 39). Daniel Dannett's constatering dat er geen werkelijk verschil zit tussen monniken, golfspelers of postzegelverzamelaars die allemaal niet betrokken zijn bij problemen, weerlegt de auteur met de stelling dat stressvermindering en gezondheidseffecten geheel iets anders zijn dan het zoeken naar verlichting (blz. 39).
Het boek start met een aanval op de gevestigde leerstellingen die zorgen de mensen gevangenen zijn van hun eigen denkpatronen (blz. 14). We moeten buiten de box denken. Een boeddhist moet openstaan voor de waarheid. Ja, zelfs zoeken naar de waarheid. Het is jammer dat een boeddhist elke waarheid aanvaard zolang die maar klopt met de uitspraken van Boeddha. Dat ze daarmee zelf een gevangene zijn van hun eigen dogma's komt blijkbaar niet bij de auteur op. Door introspectie kunnen we die de truc van de goochelaar namelijk niet ontdekken.
Door de uitspraken van Boeddha als hoogste waarheid aan te nemen, ontkracht het boek zich volledig. Het is hierdoor niet meer dan het zoveelste pamflet voor de leer van Boeddha met goede bedoelingen, maar met een tegengesteld effect.
Het doel voor een boeddhist is verlichting, het niet meer bestaan en daarmee niet meer lijden. Waar deze abstractie vandaan komt is en blijft onduidelijk. Ook de weg hiernaar toe via geluk, meditatie en evenwicht blijft in nevelen gehuld. Geluk mag aantrekkelijk klinken, maar is moeilijk concreet te maken. Ook voor dit boek is de vraag welke wetten voor correcte abstracties niet wordt overtreden.