Het voorspellend vermogen van de mens vereist dat een gedragstheorie vooraf de doelen en routes naar het doel benoemt die voldoen aan de Wetten van Routes en Wetten van Abstracties. Dit stelt nieuwe eisen aan theorieën over menselijk gedrag.
De eerste eis is dat een theorie uitdrukkelijk de waarnemer benoemt. Kijken we vanuit het perspectief van de «gij», de «ik», de «wij», of de «dij»? Kijk ik naar de buitenwereld of kijkt de buitenwereld naar mij? Deze camerapositie dient uitdrukkelijk genoemd te zijn om duidelijk te houden welke doelen en routes te kiezen zijn.
De tweede eis is dat het benoemen van het doel vooraf moet gaan aan de uitleg van gedrag. Het gedrag is afhankelijk van het doel. Zonder het benoemen van het doel raakt de uitleg van gedrag kant nog wal.
De derde eis is de beschrijving van de routes die mensen hebben om hun doel te bereiken, en de selectie hiervan. Vele wegen leiden naar Rome, maar elke weg heeft zijn eigen voor- en nadelen. Het aantal kansrijke routes is echter beperkt, waardoor keuzes goed te voorspellen zijn.
De vierde eis is dat de theorie gedrag de mens beschrijft bovenop de werking van het lichaam. Het lichaam verandert gedurende het gehele leven. Elke levensfase zet andere lichamelijke capaciteiten voorop om de kans op succes te vergroten. Daardoor verandert menselijke gedrag voortdurend.
De vijfde eis is dat de theorie onderscheid maakt tussen beslissingen die (1) lichamelijk vastliggen – stappenplan -, (2) een gevolg zijn van waarneming - gebeurtenisgedreven -, en (3) een gevolg zijn van inzicht en planning om succes te behalen – routezoekend -. Lichamelijk processen zijn nauwelijks te beïnvloeden, waarnemingen zijn te leren en inzicht is te verwerven.
De zesde eis is dat de theorie de prioriteitsstelling in de besturingssystemen beschrijft. Welk signaal of welke overweging krijgt voorrang? Hoewel we onszelf graag als eenheid beschrijven, bestaat ons brein uit vele zelfstandige eenheden met elk hun eigen taak. Elke eenheid neemt zelfstandig beslissingen die worden gecombineerd tot één beslissing. Stel, ik ben Tom Dumoulin, rijd in de Giro de Italia in de roze trui en moet naar het toilet, maar een wc is in geen velden of wegen te bespeuren. Ga ik onder het wakend oog van alle camera’s aan de kant van de weg mijn behoeften doen of fiets ik door? De zelfstandigheid leidt tot botsingen en tot de vraag wie de macht heeft. Wat heeft prioriteit is de vraag die ons brein voortdurend bezighoudt. Krijgt werking ongeacht de situatie voorrang of staat het geheel voorop?
De zevende eis is dat de theorie rekening houdt met terugkoppeling om de kans op succes te vergroten. Mensen kunnen hun voornemens en hun acties voortdurend bijsturen om op koers te blijven. Gedrag van de mens is niet alleen afhankelijk van de werkelijkheid, het hier en nu, maar ook van de inschatting van de toekomst. Ik heb nu een betaalde baan, maar de kans is groot dat ik binnenkort ontslagen word. Hoe kijk ik naar de toekomst? Aannames die hier uit voortvloeien, leiden tot andere beslissingen en daarmee tot ander gedrag. Gedrag verschilt hierdoor in de loop van de tijd zonder dat een buitenstaander weet waarom. Wil een gedragstheorie aanspraak maken op geldigheid, dan moet de afweging van het verwachte succes een plaats krijgen. Elke gedrag kent een terugkoppeling: de verwachting afgezet tegenover de huidige werkelijkheid. Dit maakt het gedrag flexibel, maar ook complex om te beschrijven.
Het aantal zelfstandige processen in het brein is zeer groot. De vraag is hoe we deze kunnen samenvatten. Dat is te doen door te kijken naar de logische functie, het nut van de eenheden in begrijpelijke termen. Een voorbeeld. Licht valt op het oog. Minimaal tweeëndertig eenheden in de hersenen zetten dit om in een afbeelding. Elke eenheid kan voorrang krijgen, zoals visuele illusies zo mooi aantonen. Alle functies leiden uiteindelijk tot begrijpelijke, maar in wezen abstracte resultaten.
De achtste eis is dat de theorie voldoet aan de Wetten van Beïnvloeding onderbouwt met classificaties die voldoen aan de Wetten van Abstracties. Route- en abstractiefouten leiden tot verkeerde conclusies en daarmee tot een ongeldige theorie.
Gedrag is het resultaat van vele processen die niet echt onafhankelijk van elkaar zijn. Ze oefenen invloed uit op elkaar of zitten in elkaar opgesloten. Elke situatie vereist bovendien ander gedrag om succesvol te zijn. Gedragsbeschrijvingen die altijd geldig zijn, zijn daardoor te simpel. Een goed gedragsmodel brengt alle overwegingen die leiden tot een keuze in beeld en legt uit wat de doelstellingen in een situatie zijn.
Elk gedragsmodel dat deze acht eisen niet opneemt, doet geen recht aan de werkelijkheid en is daarmee hooguit beperkt toepasbaar. Deze acht aanvullende eisen maken een einde aan de vruchteloze discussie over de wetenschappelijk status van de gedragswetenschappen, zoals psychologie. De eisen aan deze wetenschappen overstijgen vele malen de beperkte regels die in de domeinen «Formele abstracties» en «Fysieke bouwstenen» gangbaar zijn. Leven is veel complexer dan materie. Leven is veel meer dan een beschrijving van de oorzaak-gevolgrelatie van twee variabelen aangevuld met enige logica. Leven, en meer in het bijzonder het gedrag van levensvormen, gaat over het geheel aan factoren en processen van «a» tot «z».
De discussie over de vraag of gedragswetenschappen wel tot de wetenschap behoren, is terug te voeren op het verschil tussen routes en classificaties. Gedragstheorieën horen routes te beschrijven en classificaties te gebruiken om verschijnselen te benoemen en samen te vatten. Vele psychologische theorieën classificeren echter alleen, al dan niet met statistische onderbouwing, en dat is niet voldoende om aanspraak te maken op een wetenschappelijke status. Classificaties versterken de zekerheid van de voorspellingen namelijk onvoldoende. Door de acht eisen aan gedragstheorieën toe te passen, zijn de gedragstheorieën op een hoger plan te tillen.
Vorige pagina Volgende pagina Inhoudsopgave