2.3 Doel is afhankelijk van de waarnemer

De stelling dat dieren en mensen een doel voor ogen hebben, leidt in de wetenschappelijke wereld tot gefronste wenkbrauwen. De overheersende gedachte is dat de evolutie geen enkel doel kent en dat daarmee alle verwijzingen naar een doel niet wetenschappelijk zijn. Het doel komt daarom, bijvoorbeeld in de neurobiologie, als verklaring niet of nauwelijks voor.5 Wijzigingen in het genetisch materiaal beschouwen biologen als volstrekt toevallig. Van een richting is geen sprake, laat staan van een doel.

Deze zienswijze is goed te verdedigen vanuit een objectieve waarnemer die miljoenen jaren kan overzien en geen belang heeft bij het leven op aarde. Vanuit deze waarnemer gezien, is de evolutie een verklaring voor de diversiteit van levensvormen op aarde. De evolutie kent voor deze waarnemer geen doel. De evolutie is immers geen levend wezen, het is geen acteur die beslissingen neemt. Door het ontbreken van beslissingen, verloopt de ontwikkeling van leven strikt toevallig en kent geen richting.

Niet alleen het toeval stuurt

Deze wetenschappelijke zienswijze is slechts een deel van het verhaal. Waar wetenschappers geen rekening mee houden, is de relativiteit van hun waarnemingspositie. Door van buiten naar het leven op aarde te kijken, missen de wetenschappers de invloed vanuit de levensvormen zelf. Ze zien over het hoofd dat voorspellers wel degelijk de richting van het leven beïnvloeden. Dieren en mensen kunnen voorspellen. Naast de werking van hun lichaam beïnvloeden ze met hun voorspellingen de wijze waarop het leven zich ontwikkelt. En een voorspelling brengt een doel met zich mee. Door deze vaststelling krijgt het leven vanuit de levensvorm zelf gezien wel degelijk een doel. Of is het fokken van dieren met gewenste eigenschappen, om maar een voorbeeld te noemen, uitsluitend toeval?

Bacteriën Eukaryoten dsDNAvirussen ssDNAvirussen Genoomgrootte Mutatiesnelheid per locatie per jaar RNA-virussen H. pylori tijdens tijdensde acute infectiefase 10-2 10-3 10-4 10-5 10-6 10-7 10-8 10-9 10-10 10-11 102 103 104 105 106 107 108 109 1010

Afbeelding 2: Veranderingssnelheid van levensvormen

Het is verleidelijk om de redenatie dat het leven vanuit de levensvorm gezien wel een doel kent verder door te trekken naar het domein «Werking». De mutatiegraad van genen – datgene wat in dit domein verandert - is namelijk ook afhankelijk van de overlevingskans. Is overleven moeilijk, dan neemt de mutatiegraad toe. Hoe eenvoudiger de structuur van het erfelijk materiaal, hoe meer mutaties voorkomen. Afbeelding 2 laat de mutatiegraad van levensvormen zien.6 Virussen die RNA (Ribonucleïnezuur) als genetisch materiaal benutten, veranderen het snelst. Hierna volgen virussen met een enkelvoudige DNA-streng (ssDNA, single strand). Virussen met een dubbele DNA-streng (dsDNA, double strand) veranderen minder snel. Bacteriën veranderen hun genetisch materiaal minder snel dan virussen, maar wel sneller dan Eukaryoten. Eukaryoten zijn levensvormen waarvan de cellen een celkern bevatten. Vrijwel alle grote, meercellige organismen zoals planten, dieren en mensen behoren tot de groep eukaryoten.

De hoeveelheid veranderingen in het erfelijk materiaal is afhankelijk van het gemak waarmee een levensvorm in leven blijft. Blijft de leefsituatie onveranderlijk voldoen aan de levensvoorwaarden, dan is de mutatiegraad laag. Verandert de leefsituatie, dan is de mutatiegraad hoog. Vanuit een menselijk gezichtspunt gezien kent een hoge mutatiegraad een doel: het vergroten van de levenskansen. Maar kent elke levensvorm dit doel? Of gaat werking zover dat zelfs een hoge mutatiegraad bij toeval is ontstaan? Omdat levensvormen in het domein «Werking» niet kunnen beslissen, en daarom geen doel kennen, is de beste verklaring dat zelfs de toename van het aantal mutaties door toeval is ontstaan en dat levensvormen met deze werking vaker overleven en nu dus vaker voorkomen.

De evolutie: geen doel, wel een richting

Naast het ontbreken van een doel, stellen wetenschappers dat de evolutie geen richting heeft en dat alle ontwikkelingen puur toeval zijn. Valt er inderdaad geen enkele richting te herkennen in de ontwikkeling van leven op aarde? Op het eerste gezicht lijkt deze stelling correct. De drijvende kracht in de evolutie is blijven leven. Dát is het selectiemechanisme. Al het andere is bijzaak. De vorm is niet belangrijk. De omvang is niet belangrijk. De bouwwijze is niet belangrijk. Het enige wat telt, is het leven zelf. Alle denkbare vormen van leven komen voor. Een vogelbekdier, hoe vreemd ook, bestaat en leeft. Dat telt. Vanuit de grote verscheidenheid aan levensvormen gezien, is de zienswijze dat de evolutie geen richting heeft dan ook correct. Maar ontbreekt hiermee elke richting aan de evolutie? Nee. De ontwikkeling van levensvormen leidt tot een toename van gunstige eigenschappen en daarmee tot een grotere handelingsvrijheid. Hoe meer alternatieven voor handen zijn, hoe groter de overlevingskans. De ontwikkeling van voorspellingsvermogen is een voorbeeld van de grotere vrijheid. Goede voorspellers hebben, ondanks hun inferieure andere eigenschappen, een voorsprong op minder goede voorspellers. De mens is hier een mooi voorbeeld van. In lichamelijk opzicht is de mens nergens de beste in. Maar wel in denkkracht. Denkkracht is in essentie de kunst om goed te voorspellen.
De rode draad in de ontwikkeling van levensvormen is het voortdurend vergroten van de handelingsvrijheid, en daarmee het vergroten van de levenskansen. Daardoor kent de evolutie wel degelijk een richting.

Doel benoemen vanuit een waarnemer

Door de overgevoeligheid voor het woord «doel» overboord te zetten en rekening te houden met het begrip relatieve waarnemer, is het veel gemakkelijker om oorzaak-gevolgrelaties in de domeinen «Werking» en «Gedrag» te benoemen.

Een wetenschapper die op zoek is naar oorzaak en gevolg, kent levensvormen in het domein «Werking» een afgeleid doel toe. (Het woord doel is hier strikt genomen onjuist, maar een beter woord ontbreekt.) Door vanuit het gezichtspunt van een levensvorm te kijken, is de werking ervan voor een objectieve waarnemer goed samen te vatten. Deze waarnemer overziet vele generaties waarin zich een vast stappenplan ontwikkelt om te blijven leven en het leven door te geven. Een plant groeit, bloeit, vormt zaadjes en ontkiemt opnieuw. Een objectieve waarnemer kan deze werking goed voorspellen en vat de werking samen door te zeggen dat het 'doel' van de werking van levensvormen het doorgeven van leven aan de volgende generatie is. Dit is, kort samengevat, het levensdoel van elke levensvorm. Belangrijk hierbij is dat de levensvorm niet vooraf het 'doel' formuleert, maar dat de waarnemer dit levensdoel afleidt en voorspelt als gevolg van de werking.

In het domein «Gedrag» staat het oogmerk, de bedoeling, het gewenste resultaat, voorop. Alle keuzes en daaruit voortvloeiende acties zijn gericht op het doel. Zijn acties daar niet op gericht, dan verspilt de levensvorm energie. De acties moeten dus zinvol zijn. Maar voor wie? Sommige acties zijn alleen van nut voor de levensvorm zelf, bijvoorbeeld door op tijd te vluchten. Andere acties zijn niet direct van nut voor de levensvorm zelf, maar wel voor de groep waar de levensvorm deel van uitmaakt. Het beschermen van kinderen is hiervan een voorbeeld. Het doel is hierdoor niet alleen gekoppeld aan het ik-gezichtspunt, maar ook aan het wij-gezichtspunt. Of anders verwoord: het doel is afhankelijk van de waarnemer. We onderscheiden drie waarnemingsposities, drie typen waarnemers: de persoonlijke «ik», de groep «wij» en de objectieve waarnemer «dij».

Tabel 3: Criteria voor succes
Domein Waarnemer  Belang Tijd- gebonden Criterium voor succes
Werking geen Werking Ja Leven
Gedrag «ik» Eigenbelang Ja Eigen voortbestaan
«wij» Groepsbelang Ja Voortbestaan groep
Alle (evenwicht) «dij» Kennis Nee Correcte voorspelling

De objectieve waarnemer «dij» is een denkbeeldige waarnemer zonder belang. «Dij» kijkt onbevangen naar het leven op aarde zonder onderdeel te zijn van de aardse levenssystemen. Ook kent «dij» geen fysieke beperkingen, waardoor de waarnemingen miljoenen jaren en enorme afstanden kunnen beslaan. Deze denkbeeldige waarnemer beïnvloedt de werkelijkheid niet en kan verbanden afleiden die inzicht geven in de ontwikkeling van het leven over vele generaties heen.
In de ideale situatie staat de objectieve waarnemer los van elke invloed van «ik» en «wij». In werkelijkheid kan «dij» echter nooit volledig objectief zijn. In werkelijkheid is «dij» altijd een mens die naast een «ik-» ook een «wij-waarnemer» is. Bovendien is elke uitleg van de werkelijkheid door de mens bedacht. Een objectieve waarnemer in levenden lijve kent daarmee altijd eigen doelen.

De «ik-waarnemer» is de levensvorm zelf. «Ik» heb met mijn acties directe invloed op mijn eigen voortbestaan. Op het verkeerde moment op de verkeerde plaats staan, kan leiden tot mijn dood. Ik ben dan voedsel voor andere levensvormen of de levensvormen om me heen concurreren me weg. Kies ik niet voor eigenbelang, dan besta ik niet lang. Ik ben afhankelijk van mijn eigen beslissingen en acties. Het doel vanuit het «ik» is samen te vatten met de term eigenbelang.

De «wij-waarnemer» is de groep waar het «ik» deel van uitmaakt. De groep is samen te vatten met de term wij. «Wij» hebben belang bij elkaar en ondersteunen elkaar. Leven in groepen maakt dat het succes van een individu en het succes van de gehele groep van elkaar afhankelijk zijn. Het doel vanuit het «wij» is het gemeenschappelijk belang. Op lange termijn behoort het wij-doel in het verlengde te liggen van het ik-doel. Anders valt de groep uit elkaar.

Tabel 4: Relatief doel
Waarnemer Belang bij doel? Objectief? Bestaat? Invloed op bestaan?
Ik Ja, eigenbelang Nee Werkelijk Ja
Wij Ja, groepsbelang Nee Werkelijk Ja
Dij Nee Ja Denkbeeldig Nee

Wijken de doelen in het domein «Werking» en «Gedrag» van elkaar af of vullen ze elkaar aan? Werking gaat vooraf aan voorspellen. Zonder werking kunnen voorspellers niet leven en bereiken ze hun doel niet. Werking en gedrag blijven over generaties heen alleen bestaan als ze elkaar aanvullen. In het algemeen liggen de doelen in het domein «Gedrag» daarom in het verlengde van de doelen in het domein «Werking».
Dat neemt niet weg dat voorspellers voor doelen kunnen kiezen die tegen die van werking ingaan. Dankzij de medisch-technische ontwikkelingen kan de mens sinds enkele decennia ontwikkelingen in het domein «Werking» vergaand beïnvloeden. We willen bijvoorbeeld wel vrijen, maar we willen geen kinderen. Dat is nu gemakkelijk mogelijk, vroeger niet.

Waarnemers van het type «ik» en «wij» kennen een doel. Maar hoe kunnen deze waarnemers hun doel bereiken? Dat kunnen ze alleen als ze naast waarnemer ook beslisser en uitvoerder zijn. Waarnemers van het type «ik» en «wij» zijn dat. Ze kunnen zelf keuzes maken en die omzetten in daden.
«Dij», een denkbeeldige waarnemer, kent zelf geen doel, maar kan een doel afleiden. «Dij» is een denkbeeldige waarnemer die geen beslissingen kan nemen en die ook niet kan uitvoeren.

Levensvormen met alleen werking kunnen niet voorspellen en nemen zelf geen beslissingen. De handelingen die nodig zijn om het levensdoel te halen, zijn vastgelegd in de werking. Dat maakt dat werking een bijzondere uitvoerder is, aangeduid als «gij». «Gij» is geen voorspeller, geen waarnemer, geen beslisser, maar slechts uitvoerder. Omdat «Gij» een uitvoerder is die niet kiest, is een beslissingsorgaan zoals een brein niet nodig. Veranderingen in de uitvoering ontstaan alleen als gevolg van mutaties in het erfelijk materiaal. Het effect daarvan is op voorhand niet bekend. Van een doel is geen sprake.

Waarnemers

Hoewel gij geen waarnemer is, plaatsen we gij verder wel in de kolom «Waarnemer» omdat alternatieve namen als Dwig (Dij, wij, ik, gij) niet het goede beeld oproepen.

Waarnemers verschillen hiermee zowel van voorspellers als van beslissers als van uitvoerders. Ik, wij en dij kunnen voorspellen. Gij niet. Alleen beslissers kunnen een doel bereiken, waarnemers niet. En alleen uitvoerders kunnen het leven beïnvloeden. Beslissers kunnen alleen een doel bereiken als ze ook uitvoeren. Uitvoerders van het type gij zijn bijzonder omdat ze niet waarnemen, niet voorspellen, niet beslissen, maar alleen uitvoeren.

Tabel 5: Hoe halen we ons doel
Type Waarnemer Voorspeller Beslisser Uitvoerder
Gij Nee Nee Nee Ja
Ik Ja Ja Ja Ja
Wij Ja Ja Ja Ja
Dij Ja, denkbeeldig Ja, denkbeeldig Nee Nee

Dieren en mensen kunnen wel waarnemen, voorspellen, beslissen en uitvoeren. Ze moeten meerdere keuzes maken om het levensdoel te bereiken. De keuzes moeten bij elkaar passen en samen de gehele route naar het uiteindelijke doel vormen. Een jongen is bijvoorbeeld verliefd op het meisje met het lange haar aan het begin van de straat. Hoe kan hij met haar in contact komen? Hij zoekt uit op welke school ze zit en op welke tijden ze naar huis rijdt. Dan staat hij 'toevallig' op straat en knoopt een gesprekje aan. Dit zijn allemaal verschillende beslissingen die op elkaar zijn afgestemd om het doel «contact maken» te bereiken.

Naar volgende pagina Naar inhoudsopgave editie 2022