3.1 De werkelijkheid vereenvoudigen

Het begrip abstractie

Het begrip abstractie kent vele betekenissen. In de kunstwereld gaat het bijvoorbeeld om een expressievorm die afstand neemt van de zichtbare werkelijkheid. Taalkundigen spreken van een begrip dat los staat van de dagelijkse werkelijkheid. In dit boek verstaan we onder een abstractie een vereenvoudiging van de werkelijkheid.

Door waar te nemen ervaren we de werkelijkheid. Naast concrete voorwerpen, zoals stenen, planten en dieren (materieel), nemen we ook ideeën of concepten (immaterieel) waar. De combinatie van het materiële en het immateriële beschouwen we vaak als een eenheid. Een passend woord voor 'dat wat we waarnemen' is dan ook een beschouwingseenheid.

We vereenvoudigen de complexe werkelijkheid door alleen aandacht te besteden aan signalen die van belang zijn voor het nemen van beslissingen. Dit vereenvoudigen noemen we abstraheren en het resultaat van een vereenvoudiging noemen we een abstractie.

Een beschouwingseenheid is altijd een abstractie. Een abstractie beschrijft alleen die eigenschappen van een object die kenmerkend zijn voor het bereiken van een doel. Het maken van abstracties start dan ook met de vraag: wat is het doel, wat willen we bereiken? Het doel is uitgebreid besproken in hoofdstuk 2. Het doel is van doorslaggevende betekenis in het denken over abstracties. Laten we bijvoorbeeld stilstaan bij gras; simpel genoeg en in Nederland overvloedig aanwezig. Gras... Wat is er moeilijk aan gras? Gras in een weiland is voer voor loslopende koeien. Gras in een tuin is een gazon. Gras naast een zwembad is een speelweide. Gras in het nationale park in Athene is verboden gebied. Gras in de kwekerij heet een plag en is leverbaar per rol. Gras in het voetbalstadion is een grasmat en is slijtvast. Gras op een golfbaan is een green. Gras langs de kant is oever- of bermgras. Gras tussen de tegels is onkruid. Gras… Elke keer kijken we naar het doel van het gras en geven we het een naam. Zonder het doel te kennen, is het niet mogelijk om de grastermen te begrijpen. Toch is en blijft het gras. Zo simpel en toch zo moeilijk tegelijkertijd.

Een ander voorbeeld: wanneer is een drinkglas een theeglas en wanneer een bierglas? Een theeglas kan een handvat hebben, maar dit hoeft niet. Een bierglas met handvat noemen we een bierpul. Uit zowel het theeglas als het bierglas kunnen we thee en bier drinken. Wat bepaalt dan het onderscheid tussen een theeglas en een bierglas? Het materiaal? De vorm? De inhoud? De functie? Wat bepaalt in welke categorie een drinkglas thuishoort?
Het antwoord is dat de functie, de rol of de betekenis die de beschouwingseenheid heeft voor het behalen van een doel van een waarnemer bepaalt welke eigenschappen kenmerkend zijn. Thee drinken we warm. Daarom is een theeglas hittebestendig en kent het een oor. Bier drinken we koud en in grote hoeveelheden. Een bierglas is daarom groot. Het doel van de waarnemer – in dit geval de drinker – bepaalt steeds welke kenmerken van belang zijn voor het maken van de abstractie.

Doel, besturing, eigenschappen

Filosofen benaderen 'dat wat de mens waarneemt' vanuit drie invalshoeken. De eerste is de kennisleer, waarbij het gaat om de aard, het vergaren en de reikwijdte van eigenschappen. De tweede is de zijnsleer, waarbij de eigenschappen van categorieën centraal staan. De derde is de methodeleer, waarbij het gaat om de procedures en werkwijzen om kennis te verkrijgen.

Het doel dat een voorspeller voor ogen heeft als hij abstracties gebruikt, blijft bij deze benaderingen vrijwel onbesproken. Ze raken het nut van het maken van abstracties nauwelijks. Filosofen gaan daarmee voorbij aan de essentie van abstracties: het vereenvoudigen van de werkelijkheid om gemakkelijker beslissingen te maken. Door de traditionele indeling «kennis, categorieën en procedures» in te wisselen voor de benadering «doel, besturing en doorslaggevende eigenschappen» komt de essentie wel centraal te staan.

De moeilijkheid ligt niet verscholen in het gras of het theeglas, maar in de gemaakte vereenvoudiging. De abstractie vereist kennis en inzicht in het doel en in de wijze waarop we het doel kunnen bereiken. Pas daarna is de abstractie te begrijpen en is het duidelijk waarom de bijbehorende kenmerken gekozen zijn. Hoe simpel de abstractie ook is, de complexiteit ligt verborgen in het doel. Zien we het doel niet, dan is de abstractie complex.

Staat eenmaal vast wat het doel is, dan gaan we aan de slag om dit doel te bereiken. Door alleen aandacht te schenken aan informatie die doorslaggevend is voor het nemen van beslissingen of, anders gezegd, door abstracties toe te passen, kunnen dieren en mensen doeltreffend en doelmatig informatie verwerken Schenken we aandacht aan onbelangrijke zaken, dan verspillen we energie. Hoe sneller we de essentie onderkennen, hoe sneller en beter we kunnen beslissen. Staat er een antilope of een leeuw tussen het gras? Zijn we jager of prooi? Abstracties zijn een belangrijk hulpmiddel om te blijven leven.
Door alleen de essentie te onderscheiden en te onthouden, ontlasten we bovendien het geheugen. We hoeven niet elke keer uitgebreid na te denken wat een leeuw is. We herkennen de vorm en leiden de rest van de eigenschappen af. Daardoor zijn we sneller, verbruiken we minder energie en zijn we succesvoller. Dieren kunnen dit goed, maar mensen beheersen het vereenvoudigen als de beste. We zijn kunstenaars in het weglaten van onbelangrijke details, in het abstraheren. Hoe meer onbelangrijke details we weglaten, hoe hoger het abstractieniveau. Hoe eenvoudiger de abstractie is, hoe gemakkelijker het denken wordt.

Eenvoudig denken

Eenvoudig denken in de vrije natuur is doelgericht: herken snel en onbewust patronen (ontdek de hoofdkenmerken van gevaarlijke dieren uit een aantal vlekken), merk veranderingen op (stel beweging van dieren vast; valt het dier aan of vlucht het?), onderdruk twijfel (zekerheid eerst, fout zijn is beter dan te laat zijn), en behoud de buit (stel het eigen eten veilig).

Bron: D. Kahneman, Ons feilbare denken.

Het maken van abstracties gaat precies zover dat succes te behalen is. We hoeven niet alle individuele leeuwen van elkaar te kunnen onderscheiden. Het onderkennen dat een beest een jager is, is goed genoeg. We herkennen de leeuw aan de hand van kenmerken die alle leeuwen hebben. Dat wat oogt, ruikt of beweegt als een leeuw, behandelen we als een leeuw. Zo kunnen we jachtluipaarden en leeuwen gelijk behandelen en antilopen anders.

Alle woorden voor beschouwingseenheden zijn abstracties. We beschrijven nooit alle eigenschappen tegelijkertijd. Een voetbal is rond, gevuld met lucht en hard en groot genoeg om mee te voetballen. De kleur doet er niet toe, net zo min als het materiaal waarvan de bal is gemaakt. Hoeveel elektronen de bal heeft, is al helemaal niet van belang. Maar wat gebeurt er nu als er een voetbal over de doellijn rolt? Zien we dan een aantal atomen dat zich van a naar b verplaatst? Rolt er een stuk leer van 450 gram het doel in? Zien we de gouden wedstrijdbal, geschonken door de sponsor? Of ontstaat de winnende treffer? Of …?

De verschillende manieren van kijken naar de werkelijkheid kunnen allemaal tegelijkertijd geldig zijn. Elke waarnemer kan vanuit zijn eigen doel een abstractie benoemen. Alle genoemde abstracties in het voorbeeld «voetbal» kunnen vanuit het doel van de waarnemer gezien goed zijn. Toch denken we vaak dat alleen onze eigen abstractie de juiste is. Kunnen we toetsen of een abstractie, ook die van onszelf, goed of fout is? Deze vraag is belangrijk, omdat foutieve abstracties leiden tot onjuiste beslissingen en daarmee tot inefficiënte (ondoelmatige) marsroutes naar het doel. Alleen correcte abstracties leiden tot goede beslissingen.

Naar volgende pagina Naar inhoudsopgave editie 2022